Het was warm, ik was fijn gaar en mijn oren suisden aan m’n kop, ik had rap een schoon shirt aangetrokken want ik zweette als een otter. M’n klieren werkten beter dan de airco in de pikkende bandbus en ik had nadorst als Bacchus. Ik checkte m’n telefoon, pakte een koude rakker en rolde naar buiten.

Op de Loarnse karmse is het altijd bingo. Een bult volk, blote penzen, jonge stoten, oude buffels en altijd goeie sfeer. Het stikt er van de daverende kermissen en dorpsfeesten, iets wat hier diep in de genen en de grond zit. Er is er geen één hetzelfde of de beste, het is net als met muziek, je kunt gelukkig niet winnen. Vorige week was the Saints m’n favoriete band en nu is dat de Osees totdat ik morgen Blondie weer herontdek. Of ABBA…

Met Luttenbergsfeest achter de kiezen was de Loarnse Karmse één van die feesten waar je niet omheen kon, een joekel van een bal. Elk jaar traden we er op de blauwe maandag op en het voelde altijd alsof de zomer daarna voorbij was. Maar hey, de dag na de kater realiseerde je je dat de Stöppelhaene, Broekrock en Koele Koele nog moesten komen en haalde je opgelucht adem. Het leven was verdomd een aaneenschakeling van feesten, als je ze maar wist te vinden.

Dat hele weekend kraakte er altijd in als een bulldozer, elke avond was het raak en dan kwam die maandag er nog als een genadeslag achteraan. Dat waren vaak de besten, zowel de band als de geoliede crew stond strak van de adrenaline, discipline en de rest. Laren moest zich godverdomme de pens maar nat maken, dat gevoel. We speelden altijd laat in de middag bij Stegeman in een ramvolle zaal waarvan de grote deuren wagenwijd open stonden, met feestvarkens tot aan de botsauto’s. Het volk was hongerig en opgefokt omdat ze wisten dat ze een pot R&Roll kregen die bijna als een pak rammel voelde.

Onze apparatuur bromde zich warm in de rook en het zweet gutste waar het gutsen kon, het was 32 graden en windstil. Luide muziek stuiterde uit de speakers, van Jovink tot AC/DC en van volkse piraten tot Hazes. De sfeer was broeierig en het volk stond als hooligans om het lage podium te ruien en te azen. Geen gedonder met hekken en bonobo’s in gele vestjes maar gelijk hoppa met de pens vooraan, dat is het lekkerste. In het heetst van de strijd moest je oppassen dat je niemand raakte met de kop van je gitaar, of dat je verdween in een decolleté.

De eerste fles bier smaakte als de laatste en de rest als de eerste. Het eerste shaggie maakte je even puberaal duizelig en de broek zat te strak. Het rook naar schraal bier, groene shag, zweet en suikerspinnen. Op klaarlichten dag zaten we met de hele karavaan in de woest lichte kleedkamer boven de zaal. Open ramen, kermisgeluiden en volks getier. Bier kletterde koud uit de koelkast en kratten werden aangesleept door fruitige deerns met rode zakdoeken om de nek. Elk jaar liep die ene erbij, die smerig appetijtelijke die ik veel te graag zag, ook al was het maar eens per jaar. Zo’n deerne waar ik niet van wist hoe ze heette, waar ze woonde en of ze kjal, kind of kuuken had. Dat ze meug had wist ik wel en dat ze de skierste pinke van stal was ook. Ze zag me en ik schreeuwde als een ongelikte beer ‘Moj!’

De kleedkamer zat tjokvol kunnigheid en gretige gezelligheid, we vergaten zowat dat we er zo op moesten. Miss Loarne gaf me bier en lokte me mee naar het café aan de overkant, daar waar de zon alleen op het terras scheen en soms op de Perzische tafelkleedjes waar een baal aan stof uit kwam wanneer je er met je vuist op sloeg. Nou vooruit, ik wilde haar verzetje best zijn. Ze flikflooide me mee en drukte haar Roomse billen in m’n heidense kruis terwijl we ons door de meute wurmden. Roze waren ze, maar ik zag slechts jeans. Strakke, met daarboven een taille die haar ronde vlees een onnodige boost gaf. Heremetijd wat een finishing touch.

In een donker hoekje was het koel maar ik was heter dan de hel en ik snapte wel waarom ik dat liedje van Peter Koelewijn in m’n kop had. Het bier smaakte en de PA aan de overkant kraakte, de zindering was in het smoezelige café voelbaar. De zwarte doorleefde apparatuur van Black Night gromde van de honger, de potige roadies vol kloten en plakplaatjes beukten de pikkende kilowatts als militair tuig de vrachtwagens in en uit, dag in dag uit. Het type volk waar je een oorlog mee won, als commandanten van de onderwereld die de R&Roll vaak was.

Na wat gefoezel en bier schalde plots de intro-tape door de ijle zomerlucht en ik hoorde m’n naam roepen. Godver, ik moest erop! De opzwepende tamtam leek een lynchpartij aan te kondigen en het lekkere bekende gevoel gierde me door de pens. Mals en blakend zoals alleen Hollandse meisjes kunnen blaken zat ze bij me op schoot, ik zoende haar grommend en liet haar achter vol met leven. Haar rode zakdoek lag verfrommeld op de grond, ik wreef m’n baard droog en schoot in de benen. Met een verse peuk baande ik me een weg door de menigte richting slagveld. De gitaarroadie zuchtte, keek even hellig en gooide m’n oude Fender met een grijns om m’n rug. Hij was door de hitte zo stoned als een kanarie en proostte op de party, een echte pro die Horny D. Ik riep proost terug en stuiterde de planken op. Openingsbeuker ‘Helderop’ staat in A en dat kwam goed uit want het was de eerste snaar die ik raakte.

Het feest was aan, de Loarnse karmse ging als een banaan. Geil, fier en zoet, gepeperd door buizen, kiloWatts en decibellen, volkse taferelen vol tieten en schuimend bier. Een bankstel vloog door de lucht, met de visite er nog in. Een rolstoel sloeg op tilt en liet de bestuurder verbrijzeld achter op de monitor. De gitarist kroop in een paal met een mokkel achterwaarts in z’n nek terwijl ik non-verbaal werd uitgenodigd voor een befparty door een bejaarde groupie die in haar leven niks anders dan worst had gevroten. De hele Wild Romance had aan haar titten gezogen nog voor Normaal klompen droeg, smerig vroeg was ze erbij. Er was slechts een witgepoeierde Boeddha met paars haar in een vleermuizenpak van over.

Strobaal nummero 1 was een feit en het volk was wild. De smeerlapperige teksten werden hard meegeblèrd en bij enkele weemoedige deuntjes rolden tranen over blosjes en door baarden. We joegen ze finaal tegen het gaas.

We hieven het glas, stemden de bas en beukten de Loarnse karmse tot een polka en masse. ‘En os wie noe a juule vroagt of wie hier voln’d joar weer mag kom’, wat zegge jullie da?’ Het volk reerde en het mooiste deerntie van Loarne brulde harder dan de rest.

Aan volgend jaar dacht geen hond maar het jaar was zo weer rond, net als de stoot waarvan ik haar naam weer niet verstond. Ze ging als een beest tekeer en dat jaar zag ik haar zeker weer. Het hotel naast de balzaal was van manager Degen, die met een natte, leren cowboyhoed de bladen bier leegslurpte alsof Asterix en Obelix niet bestond, net als de sleutel van z’n nederige heerd. Sommige tenten zijn altijd open…

De Loarne karmse is er één voor in het boekje, ook voor een knuppel uit Luttenberg. HØKEN.

We schrijven 2019, met een pen vol vet.