‘Godverdomme wat stinken hier of niet…’, dat zei ik toen ik zwaaiend binnenkwam. Het was een wonder dat ik mijn bek open durfde te trekken. Mijn neus voelde bruin. De stank liet geen groet toe, ik zag een paar rode koppen en baande me een weg door de walm. Andermans lucht naar binnen zuigen is meestal geen pretje. Geuren beschrijven is lastig, deze rook vooral naar mensenstront uit een op knappen staande beestenkont.

De tl-verlichte kleedkamer knapte er in ieder geval niet van op. Het voorprogramma zat al lang en breed in de bouwkeet. Mijn tas smeet ik in de hoek, een jas was niet nodig. Het was heet.

Een lellebel schoof opzij terwijl mijn askegel in haar decolleté verdween. Dat had ze niet eens door, ze loerde vooral naar onze gitarist en maakte hoorbaar sap aan. Het was weer zo’n avond. Het spul zat als een morbide familie te zuigen in ons hok, nu vooral nog non-verbaal. Het ijs zou snel breken en de cliches vlogen als aerodynamische aerosols over de tafel. Daaronder plakte ik mijn klodder stimorol, die gunde ik haar decolleté niet. Het opgedofte zwikkie zag eruit als een stel mislukte mongolen in een midlifecrisis, alsof de playback show elk moment kon beginnen. Ze speelden hooguit 3x per jaar in hun eigen inteelt gemeente. Rollades zonder net, die hoognodig een natuurlijke vijand verdienden.

Een ex-vrouw met slecht gestukadoorde kraters donderde van een knie. De knie zat in een voorversleten spijkerbroek voor pubers. Dat was de drager al zeker 30 jaar niet meer. Ze vond houvast aan mijn riem en riep als een lauwe temeier dat ik dat vast niet erg vond. Ik negeerde de bottenzak en bolderde richting de koelkast. Die zat ramvol, dat zag ik aan de lege flessen op tafel. Ik rammelde er een fles Grolsch uit en ontdopte de groene rakker met mijn rechter oogkas. De weg naar mijn mond was kort. Ik slobberde hem half leeg en bleef staan. Er was geen stoel vrij, slechts warme schoten.

Onze drummer vluchtte na wat spartaans geroffel op zijn schoot richting de uitgang om een voorgedraaide kneiter weg te dampen in de rode avond. Een vlucht uit die mensenbak. De staak dook meteen op de lege stoel. Onze zanger werd op de foto gezet door een commanderende spinal tap-lookalike. Hij dreef zijn vermoedelijke ex-groupie in een innige verstrengeling. De zanger hief zijn bruisende fles en schreeuwde als een verdwaalde viking dat de zwans aan moest maken met zijn geknipper. De ex-groupie smeerde zijn nek onder met lippenstift en demonstreerde een uitgesmeerde pijpbek. Flits, ‘In the pocket’ zag ik de spinal-tapper denken. Dat had ie lang niet gedaan. Onze gitarist stond in zijn blote pens in de fuck-off stand en ving een fles met zijn Jerommeke torso. Nadat hij zijn navelpluis sierlijk in een plastic wijnglas liet dwarrelen ontdopte hij de fles in zijn half lege navel. Het bier siste in zijn kruis. Het was geen avond voor hints, althans niet om ze op te vangen. De dikke kerels keken glazig als karpers vol hom. Een support-act klinkt vet maar was het vooral.

Het stond er blauw van de rook en de scheet was nog niet verdwenen. Alle vragen die gesteld werden waren al 1000 keer eerder gesteld. En beter. Elke opmerking was al gemaakt en ze waren net zo dood als de geesten van deze dwazen.

Een roze nijlpaard met een onuitstaanbaar kindergezichtje op een veel te grote kop gaf me tips mbt de ideale bas sound. Zijn ogen stonden zo dicht bij elkaar dat ze er beter eentje van hadden kunnen maken. In de nijlpaarden fabriek lieten ze weleens een steek vallen. Zijn tribal zat vol met puisten en voor ik het wist loerde ik in zijn telefoon. Na een paar oerlelijke baby nijlpaardjes scrolde hij als een dolle door zijn fotobieb; beavershots, gevangen vissen, verkoolde lijken op een bbq… je kon het zo gek niet bedenken of de mens kiekt het. Ondertussen voelde ik een hand op mijn rug en was mijn fles gus. Eindelijk was daar zijn stack, een gearshow van aanstellerig spul volgde. Tijdens het gezever over knopjes, watt’s, kilo’s, buizen en roadproofness gleed de hand richting mijn kont. Ik draaide me om en gaf de vrijwilligster in een gevuld turquoise shirt een por tussen haar ribbels. Haar dienblad vol spuitvlees kletterde stuiterend op de pikkende vloer. De dood in humane vormpjes vloog in het rond. Eentje werd door de mond van onze gitarist gevangen eer hij besefte dat hij al jaren geen vlees meer vrat. Hij spoog hem in het wijnglas waar de navelpluis inmiddels uit verdwenen was.

Goddank, het was tijd. De opwarmclub was plankengeil en deed een groepshug. Gel hadden ze nauwelijks nodig en een yell hadden ze nog niet kunnen bedenken. Ze lieten ons achter als verkrachte schapen en werden aangekondigd als de vetste boerenrock band van Skreutem.

Tussen de gordijnen sloeg ik het uit keiharde liefhebberij gade. Onze gitaar roadie stond alvast te stemmen uit baldadigheid en had volop sjans. Hij greep de gitaren als hooivorken bij de kladden en bood me knipogend een klare aan.
Na een paar boeh’s en aah’s, een bak aan gepiep, gekraak en gefeedback tikte de drummer af met 5 tellen. Het nijlpaard op de bas kon blijkbaar niet verder tellen en galoppeerde als een kreupele muilezel met de sexloze drummer mee. Zijn 5-snarige bas zonder fabrieksmojo deed me denken aan een kunstheup, de frunnikende chipsvingers probeerden het kreng er weer in te krijgen. De drummer zat als een spast gevangen in zijn rek, een roze aap in een kooi. De pedalenbak van de slecht headbangende gitarist verhulde bijna zijn linkshandigheid en de zanger drukte een vinger in zijn oor om zijn ad-libs non verbaal kracht bij te zetten. Hij zong zijn voor de gelegenheid bedachte taal alsof er geen band achter hem stond. Het type dat ‘We will rock you’ van Queen nog aan gort weet te klappen. De oenka-boenka loze bankzitter van elke locale dansclub.
Om niet alle levenslust te verliezen spoedde ik me ras over de aluminium loopplank richting de backstage en sprong in het droge zomerse gras om als een nep Keith richting de dampende bouwkeet te zwieren.

Na een aanranding van ons collectieve bewustzijn sloot de opwarmclub na 45 martelende minuten af met een vierkante versie van ‘Oerendhard’. Te herkennen aan de oeh’s en de aah’s, verder was er geen koek van te bakken. Boe noch ba.

De koelkast werd weer gevuld, de vrijwilligster bukte zo diep dat de drummer toch maar weer binnen kwam.
De zanger spoot zijn bus haarlak leeg alsof ie onder de termieten zat. Hoeveel geuren passen er wel niet in zo’n tl-bak…
Na het opwarmrondje van de vetste band van Skreutem waren we gewapend tot aan onze tanden. Een vers overhemd en de klok op rock. De laatste jonko deed ons richting kippenschuur zweven. Plankengeil waren we 24 uur, een yell is voor mietjes en een groepshug voor gangbangers.

Terwijl de opwarmers een lege koelkast aantroffen joeg onze intro tape de PA in het rood. Decibellen telden hier niet. Het kille voorspel had niks behalve wat gaffa tape, setlijsten en ontreddering achtergelaten. Het publiek was warm van zichzelf en gretig als hongerige beesten. Daar hadden ze die vette band niet voor nodig. Terwijl Thunderruk haar apenkool evalueerde als gediskwalificeerde bn-ers en twijfelde over haar naam beukten we helderop die ramvolle kippenschuur aan flarden. Op de juiste plek in de juiste tijd. De avond gleed in de nacht en het feest was aan als nooit tevoren.

De opwarmclub werd zatter dan al mijn ooms op een Twentse bruiloft en wachtte ons verlangend op toen we als gladiatoren de arena verlieten. We dampten hoog op en droegen de blouse natter dan de heetste groupie haar poes toen de beste vrijwilligster steil te vroeg binnen kwam met een doos vol vette hap. We hadden geen tijd om de koelkast te checken of alle vrijwilligers in turquise shirts drongen als diarree in een boterhamzakje naar binnen. Sommigen glunderden als bleue hoerenlopers. Enkelen durfden nauwelijks te kijken en de meesten waren nog blauwer dan hun foeilelijke shirt. Van alleen een groepsfoto kwam het niet. We zaten helemaal onder, ik moest me nodig laten steriliseren realiseerde ik me terwijl de koelkast werd gevuld. Onze zanger ontving 2 naar binnen geglipte mokkeltjes op zijn schoot en showde zijn bebloede tengels. Hij had bijna alles gegeven en was er goddank wel aan geholpen.
De drummer vluchtte in de koelkast en de gitarist beukte een boom van een beveiliger in zijn balg nadat de knoest zijn zeiknatte cowboy hoed voor de grap afpakte en op wilde zetten. De opgepompte oerang oetang durfde daarna zijn bek vol grint niet meer los te trekken, zijn V-speld stuiterde in een bak mayo. Een mokkeltje verliet de knie van de zanger omdat ze een hijs van mijn conifeer wilde. De zanger maakte een foto van de natte plek die ze achterliet en wreef over de glinsterende warme plek als was het een puppy. Terwijl hij rook aan zijn bebloede hand snoof de gitarist een berg poeier weg in beide neusgaten. De V-speld in zijn hoed gespeld, de klodders mayonaise glommen in zijn pelvis.

De vergeten meet and greet was gewonnen door een lbo schooltje bakvissen zonder graat. Voordat ik er erg in had zong het hele zwikkie ‘sex met Mongolen’ alsof ze zichzelf aanboden.
Doordat een rolstoel niet naar binnen kon vanwege de volle zwijnenstal moest de band zich onder tafels, over stoelen en via hompen en klompen wringen om bij de lamme te komen. De flessen kegelden en de peuken gloeiden. De derde stift deed het en we kalkten skunnige dingen op z’n kar en zijn verse band-shirt. Hij schreeuwde om meer. Toen we daarna een paar malse titten moesten voorzien van een lange Rooms-katholieke handtekening kreeg hij zijn zin. De gitarist eindigde in een bushy schaamstreek en maakte zijn punt.
De zanger verzond de foto naar zijn vrouw als een trigger tot voorspel. Ik dronk bier.

Toen we met de dode stiften nog wat in het gastenboek moesten zetten moest ik plots als een bevallige beer richting de dixie. Daar kwam na een paar beestachtige trappen de gitaar-roadie uitrollen, met een veel te jong lellebelletje. De trappen deden me bijna bevuilen. Met de broek op de enkels schreeuwde onze roadie dat de stemming er goed in zat. De pronte blonde deerne kwam me bekend voor, ze trok haar zomerse goed in fatsoen en ginnegapte dat het een lieve lust was. De dixie stonk, ook naar sex. Ik klaterde het achtergebleven uitgetrokken roze slipje diep onder de broeiende bagger en miste voor het eerst een zwanenhals. Er vloog een liedje in mijn kop en nam het op met mijn telefoon. Die donderde verdomme in dat schemerige hok zo die gierbak in. Ik vergat mijn mouwen op te stropen en greep hem als een vallende baby net te laat.

Toen de voorzitter van de fanclub met z’n zatte harsens de brandblusser ledigde omdat zijn kruis in de fik stond liep ik goddank al op buiten naar de sterren te kijken. Een prima eindsignaal, vond ook onze ex-blanke getatoeëerde chauffeur. We doken verdoofd op de kop in de bandbus en evalueerden onze boogie niet, de avond evenmin; die was nog lang niet voorbij.

De bandbus knapte als een onderzeeër door het duistere oosten. Als zatte struikrovers pisten we klakkeloos de homo parkeerplekken genderneutraal.
In een tankstation scheet een groepje kleine glimmende tasjesdragende gasten alle kleuren van hun fletse regenboog toen onze drummer ‘Annie, hou jij mijn tassie ff vast’ bulderde en ze uitnodigde voor een bukake.

The ace of spades bulderde uit de speakers van de volgetankte bus en hij zoefde van provinciale weg richting bush-bush. De beer is bijna bij zijn hol. De heuvelrug lonkte en de tattoos van Tone de chauffeur glommen in het blauwe licht. Flat-earth aanhangers dachten dat iemand de flame lamp aan deed… De reeën op de Helderse berg konden het geen hol schelen zolang ze maar grond onder hun hoeven voelden, ze kregen op het nippertje voorrang en ik verloor bijna een oog omdat ik dorst had.

Te wakker en stijf van de adrenaline bood de koele boogiekelder soelaas alwaar de groene knuppels en de r&roll me omarmde.

In de app las ik dat de bandbus om 20 uur onder mijn pikkende lindebomen zou staan.
Nog even lekker ronken…
straks gaan we weer rocken.