Die dikke van de kwalsterboer

Kwalsterboer

Die dikke van de Kwalsterboer, mijn god wat stond ie daar stoer, tenminste, dat dacht ie. Bij de viskraam paste hij goed, met zijn vissenogen. Als hij je aankeek dan was het net of je eyeballde met een stel kruisbessen. Z’n eczeem maakte hem schubbig en wanneer hij krabde riepen plaaggeesten ‘krasse krasse krasse’.

Nou, hij heeft nooit een prijs gewonnen, onder z’n schubben zaten gewoon weer verse schubben. Hij vervelde soms een kruiwagen vol schilfers per etmaal. Ook was hij machtig vinnig, hij hapte op alles wat ze hem voerden met een stem die nooit fatsoenlijk was gebroken. Met z’n brede rupserige bek was hij net een hongerige snoek in een sloot vol gier.

Zijn eczeem vierde vooral feest in zijn hals waardoor het soms leek alsof de luxaflex klapperde. Serieus, een partij kieuwen om benauwd van te worden, wanneer hij opveerde kreeg ik telkens een flashback van de trekharmonica van m’n pa die naar lucht hapte. Hij kon er misschien ook niks aan doen, zijn familie had hij niet gekozen. Ze hadden hem aangenomen toen z’n koude pa een droge haan bleek te zijn.

De dikke elders geborene was eigenlijk een Duitser, zo werd verteld. Zijn Pünktlichkeit was bij de viskraam bekend en uit z’n sneue wagentje schalden standaard Schlagers, dat was niet voor niets. Op de lagere school dachten we allemaal dat kapitein Iglo wel zijn biologische pa moest zijn die zich had vergrepen aan een gemuteerde zeemeerman.

Z’n koude pa werd de Kwalsterboer genoemd omdat hij overal van zich af fluimde, hij trok gewoon sporen door het dorp. Wanneer het vroor dan leek het net of er her en der dood gevroren kikkers lagen. Ze kwaakten zelfs wanneer je er met je klomp op stampte. Zijn koude moeder was er één van Spekschate maar veel spek zat er niet aan. Een onzichtbaar, glazig wijfje waar je dwars doorheen keek, ze was vast veel te vroeg geboren.

De visboer kwam uit Harderwijk en moest oom zeggen tegen Hanky Panky, hij zat zelf ook onder de plakplaatjes, de ankers en zeemeerminnen gaven zijn kraam extra schwung en sterren. Hij had echter één probleem, en dat was die dikke van de Kwalsterboer, mijn god wat stond ie daar zoer. Hij zoog de ene na de andere vis tussen de uien vandaan. De klandizie liet het meer en meer afweten wanneer ze hem zagen slobberen. Het was een kannibalistisch tafereel, alsof een potvis zijn kalfjes verschalkte terwijl z’n hom hem uit de poriën bruiste. De visboer lustte ze zelf ook nauwelijks meer.

Zijn veel te knappe hulp had een idee, een snode plan zelfs om de dikke een lesje te leren; ze verzamelde alle graat en verstopte ze in knapperige kibbelingjasjes. De visboer zelf had hele andere plannen maar die manifesteerden zich vooral in zijn denkwolken. Hij droomde weleens dat ie hem kielhaalde, niet onder een boot door maar andersomgekeerd over zijn verrotte rieten kap heen. In z’n blote reet trok ie hem in slowmotion over de ruwe stoppels tot z’n vel erbij aanhing, met een ketting aan z’n opgeblazen enkels. Het zou hem goddomme een boel gekrab schelen. Gelukkig was zijn merchandise-ster hem voor, met haar killer kibbelings.

De dikke had het ook op zichzelf afgeroepen, hoe hij alleen al ‘Doe maar een grote portie kibbeldinges met een extra klodder mayo’ riep, om daarna ‘Nu in het mondje, straks uit het kontje’ te zeggen. Hij tetterde het standaard spetterend over de balie, terwijl hij zeverde van de trek. Elke donderdag wisten ze dat dat uit die natte lekkerbek zou komen.

De visboer had in elk dorp een ander deerntje in de bediening en hoorde het vijf dagen in de week. In z’n elektrische pausmobiel kruide die dikke hem overal achterna. Hij was fan van de visboers vis en boerschap, maar overduidelijk ook van de viswijfjes. De visboer had een zeekoeienhuid maar was zijn kokhalsreflex vaak niet meer de baas. Die dikke bleef minstens een uur staan sabbelen en kwalsterde al net zo als z’n koude pa, het was een casestudy nature-nurture van de bovenste plank.

Kun je nagaan wat de visboer voor z’n kiezen kreeg, vijf dagen per week blootgesteld worden aan het gesmeer van zo’n zuignap die elke saus ‘mayo’ noemde ging je niet in de koude kleren zitten. Eigenlijk was zijn kielhaalwens nog mild, hij wilde hem het liefst langzaam lek steken met een punaise… De visboer was een tikkende bom.

Op de bewuste bevrijdingsdag had het kijvende viswijfje beet zoals gewoonlijk. Klokslag half drie stond de megafluim er te asen. Terwijl een stuk of wat potentiële klanten zich uit de voeten maakten frituurde ze de kibbeldinges opgewonden klaar. Het paneer was dik en het bakje puilde uit van geluk. De dikke hield meteen op met krabben en greep het bakje met beide handen alsof kindeke Jezus werd aangeboden aan de duivel. Het meisje had een kleur en had nu pas door wat ze gedaan had en wat ze aan kon richten. Ze riep nog hysterisch ‘Oh wacht!…’ maar de gulzige fuik ging open en de saus zag alle hoeken van zijn muil terwijl zijn kruisbessen tolden van het verwachtte genot. Hij maalde de krokante hap in rap tempo naar binnen en de dubbele portie remouladesaus was op toen plots het half lege bakje uit z’n chipsvingers kletterde. Op het lege pleintje voor het dorpshuis was geen leven te bekennen, het desolate gezang van een jammerende bultrug bracht er geen rilling teweeg. Het spuitgat van die dikke spoog bagger en de graten zaten als harpoenen in z’n huig. Zijn kieuwen bleken toch nep want hij bleef maar naar lucht happen, tot hij door z’n hoeven zakte en lag te zieltogen op de klinkers.

De visboer had niks door, hij maakte de vis schoon en keek in de bak vol ingewanden alsof hij dood was. Het viswijfje sloeg haar plastic handen voor haar ogen en wilde wegrennen naar haar brommer maar bleef gebiologeerd staan kijken toen ze besefte dat er geen autopsie aan te pas zou komen. Een natuurlijke dood stond namelijk op zijn lijf geschreven. Ze vroeg gehaaid aan de visboer of hij haar lens zag en trok haar ooglid omhoog. De baas keek van het ene naar het andere orgaan en zag geen lens zitten. Gespeeld paniekerig ging ze door de knieën om haar lens te zoeken, de visboer wreef zijn mes schoon onder zijn oksel en zocht gretig mee.

Buiten het zicht van de wereld voelden ze plots het beest, vol vloog hij haar op de mond tot ze scheel zag, het hing harder in de lucht dan de lucht die én lekker én vies rook. Na de ontploffing van opgebouwde lust kickte het verstand er rap in, op klaarlichte dag op die brute pik-vloer liggen flikflooien tussen de vissenkoppen gaf verdomd geen pas. Met sexhaar en een verfrommeld bloesje van de zaak kwam ze overeind. De visboer had wat meer tijd nodig om representatief voor de dag te komen.

Voor wie eigenlijk, voor die dikke van de Kwalsterboer? Waar was ie godver gebleven, hij moest nog dokken. De visboer boog over z’n vettige, glazen balie en zag takse pootjes shaken. Hij sprong uit z’n kraam en met roze lippenstift aan z’n snuit wilde hij zijn kutklant reanimeren. Totdat hij zag dat het te laat was. Zijn kop was paars en uit z’n vreetorgaan kwam schuim en saus maar geen lucht. In zijn knuisten zaten servetten die aan een veeg waren ontsnapt. Zijn ogen stonden wijd open en de kruisbessen waren rijper dan ooit. De joekel van een pisvlek maakte het af en definitief. Zijn laatste gezeik was gestopt in zijn Edwin jeans.

Tering, nu was ie hem zo afgestorven pal voor z’n kraam, dacht de visboer. De 45km auto stond er sneu bij en ‘Der Junge mit der Mundharmonika’ schalde uit z’n subwoofers.

Zijn koude ouders zagen het al aankomen, hij zoop twee krat Amstel-light per dag en kon de trap niet eens meer opkomen. Er was geen vraagteken en geen reden om het geheim van het viswijfje te ontfutselen.
Het voelde als een bekroning op haar werk en misschien wel leven. Ze was slim genoeg om haar kop te houden en dom genoeg om in te zien dat ze iemand vermoord had. Zijn biologische ouders waren beter af, ze zouden het nooit weten.

De viskraam herpakte zich en was bevrijd van haar huisvriend, degene die het huis leeg joeg. Als aandenken en als goedmakertje voor zijn kwaaie gedachtes liet de visboer een tattoo zetten bij z’n oom. Het was de eerste keer dat Hanky Panky een bakje kibbeling bij iemand in z’n nek tatoeëerde.

Spread it