Midden in de nacht sta ik suf naast mijn bed. Ik meende toch stellig dat ik kiekeboe hoorde. Mijn warme bed was leeg, dat werd goed duidelijk toen ik het licht aan deed. Ik riep vanzelf koekoek, als een dier. Mijn vale spijkerbroek stond zowat rechtop in de hoek. Dat verbeelde ik me in ieder geval niet. Mijn maag protesteerde tegen deze plots ingezette actie. Was hij het misschien, de kiekeboeroeper…
Ik wreef door mijn baard en dook mijn nest weer in.
Oh kut, de lamp.

De maan wil me hebben, denk ik weleens.
Na wat gedraai was ik weg en ik hoorde zwoele lippen caramba in mijn oor fluisteren. Ik gleed in een bad vol warme vla en greep haar vaster dan een kind zijn knuffel. De kokos vloerbedekking batste me uit mijn fluïde tantra-vibe en ik ontwaakte languit op mijn pens naast het bed. Als een koekoeksjong, terecht uit het nest gefikkerd.
Pssst, hoorde ik van onder mijn bed vandaan komen. Kolere, wat nou weer. Ik greep de altijd paraat staande gordijnroede en poerde in de stoffige onderwereld. Geen kik, geen gedaante.
Die roede was mijn killer. Mijn beste Ikea aankoop ooit. een vleeshaak van jewelste met zo’n lompe barokke krul.
De staf van de duivel.

Ik vroeg me af of het door de bowl van tante Riekie kwam of dat die knetterpeuk van ‘De master bear’ me een loer draaide. Neef Appie ownde die shop met een reputatie als geen ander.

Buiten stond een koppeltje opgeschoten puistenkoppen te hangen onder mijn raam. Alsof een kudde gelie flikkers me een serenade bracht. Negeren lukte even. Totdat ik de irritantste hoorde tetteren dat ie zin in neuken had.

Plat op mijn buik raakte ik alles, als een kwal, ik had geeneens zin om mijn kop een kant op te gooien. Recht met de bek in het kussen, nat van zweet en zever.
Aan de spijlen rees ik me op als een phoenix from the flame en ik greep in één beweging mijn dubbeloops jachtgeweer van de wand. Mijn keumes hing uit het raam voordat ie los was. Ik donderde door het gewicht van mijn apparaat zowat op de kop naar buiten. Mijn hak vond goddank de rand van mijn eiken bed. Kil.
De trekker likte mijn vinger. Ik mikte op zijn kop, klikte de haan en blies hem vol in z’n murf. Zo, die had geen puistencreme meer nodig…
Kiekeboe.
Tering, daar is ie weer.

Die Tarantino film zo vlak voor het ronken ging me niet in de koude kleren zitten. Ik checkte m’n gun, liep als een zombie richting de keuken en greep een zak aangebroken borrelnoten.
En of dat een fuif is.
De bek onder de kraan en gaan, de beddestee schreeuwde het uit.
In de gang kwam ik mijn spijkerbroek tegen, ik zei moi en hij rammelde terug met kleingeld en munten. De rode boerenzakdoek hing als een slip uit mijn kontzak. Na wat ge-crunch sukkelde ik rechtop in een muffe coma. Ik droomde in no time over de geur van Napalm in de morgen.
De hazenslaap duurde korter dan het speelkwartier, kiekeboe was de bel.
Pleur goddome eens op met je ge-kiekeboe, schreeuwde ik tegen de nacht. Met de afdruk van noten in mijn rug zocht ik hellig naar oordoppen. In een leeg bloempotje vond ik er twee. Ze leken op kaaschips.
De klok sloeg 6 uur, mijn hart sloeg over. Weer een nacht kapot. Toen mijn wekker onnodig begon te balken sloeg ik blz 100 om van Keith’s ‘Life’. Die ouwe rocker grijnsde me al een tijdje toe. Met z’n doodskop. Zou hij misschien….
Kiekeboe