Bier, een tafel vol bier. Ik lift er eentje op en stoot er geen om. Controle als een freak en dorst als een beer.

Er komt een stel euforisch van de plee, ik herken bepaald gedrag door de jaren. Commotie in de KNO-zone, vertrekkende grimassen, rubberen vingers piepen langs het tandvlees. Egotrippende isolementen erupteren in maakbare waakzaamheid, of zoiets. De party lijkt aan en de blikjes sissen. Op de achtergrond hoor ik Money & The Man bateren als een jungle guerrilla en ik krijg trek in een peuk. Het Burgerweeshuis is de kleedkamer, dat voelde even maf totdat het plaatje klopte, met The Horse Company en Bökkers hadden we dit koningsbal ook al eens opgeronkt, toen was het net zo. Gezellig ook, deuren los en losjes. De boogie van Money & The Man raakt je liederlijke beest en je weet dat het goed is. Zwolle is mooi maar Deventer is rauwer en voelt meer R&Roll. Almelo is ook dichtbij.

Het Burgerweeshuis is een van de weinige tenten binnen het roemruchte clubcircuit dat nog in z’n originele jas zit, het oude weeshuis staat er in vol ornaat als een dampende R&Roll vesting dwars in de stad. Met een heden en een smeulend verleden. De pre-vertrutting-tijd heb ik in volle glorie meegemaakt, de tijd dat het clubcircuit bestond uit gebouwen die sex, drugs en R&Roll resoneerden. Verwaarloosde monumentale toko’s waar de gemeente het alternatieve gespuis mooi z’n gang kon laten gaan, waar de sound maar vooral de sfeer bijzonder okay was. Jammer dat die vertrutting veel kapot heeft gemaakt, nieuwe zalen voldoen aan een bult doorgedraafde eisen maar de vibe is frigide en de akoestiek vaak kut. Uitzonderingen daargelaten, soms heeft het tijd nodig.

Klagen over gedane zaken heeft echter geen kloten nut, we moeten er gewoon zelf wat van maken. Hier in Deventer snappen ze het wel, hier lopen geen teutende medewerkers die drammen over de bierconsumptie, fout geparkeerde bandbusjes, polsbandjes of tijdstippen. Het is gemoedelijk en volks. Dat doet de bands goed en dus het publiek ook, makkie.

The Grand East beukt het eerste nummer er bronstig in en ik ben zo vernemstig als de neten. Hea-toch wat fijn, iedereen heeft er zin in en het raast van de kunnigheid. De bandleden komen bij bosjes binnen rollen en ik begin al aardig peentjes te zweten. Dat komt door de aankomende ontknaping… Ik moet verdomme voor het eerst de planken op in m’n blote kont, zonder gitaar dus. Dat klinkt misschien ouwe wijverig maar het voelt zo naakt als een baby. Alsof je in je blote reet door de supermarkt kwispelt, of doormidden gesneden op een voetbalveld ligt. Ik hoor mezelf opvallend vaak blèren dat ik er ook niks aan kan doen en dat ik wel zie.

Donders, ik word afgeleid door een loom, stompend deuntje, ik trek een blikje los en loer even aan de zijkant van het podium. Zanger Arthur staat als een koning te mennen op de PA en de dansende meute snakt naar een korte broek. Wat een akelig fijne bands komen er de laatste tijd toch uit de buurt, het belooft een zalige zomer te worden. Het is toch ook de hoogste tijd dat we los kunnen. Ik hum wat teksten omdat ik denk dat dat nodig is. Tomme, we moeten er zo op… Van zenuwen heb ik normaliter weinig last maar nu loopt het me dun in m’n versleten Dr. Martens van plastic koeienleer.

Jodelen is btw heel wat anders dan bassen of op een gitaar hengsten. M’n gitaar kan niet schor worden, die kan elke noot hopsa bij z’n kloten grijpen maar m’n stem niet. Ik lul veel en ben nogal een gelegenheids-maniak, waardoor ik soms zo haggebalgerig en schor ben als een aap. Jodelen en bassen tegelijk is kloten, dan gaat het een ten koste van het ander en gitaar spelen kunnen anderen beter. Dus…dan maar keihard jodelen zonder bazooka om m’n nek, dat scheelt me een boel geheister. Gelukkig heb ik een broek met zakken…

Dansen doe ik nooit, ik heb ook geen idee of ik het kan. Ooit heb ik als jochie wel staan beesten en bolderen in m’n blote pens bij ‘Normaal’, maar dat kun je geen dansen noemen. Ook deed ik m’n pa wel eens na, hij was de ster op de dansvloer wanneer het op twisten aan kwam. Hij kan dat nog steeds, laag aan de grond met een coolheid waar Elvis de brillantine van in z’n broek zou lopen. Later, toen ik een jaar of 17 was heb ik zeer kortstondig ge-shoegazed en ge-pogo’d en waren we heel even wat provinciepunk. Bijna iedereen heeft wel zo’n gril gehad op die leeftijd. Maar dansen, nee, ik sta liever met een glas bier en een sigaar naar een daverende band te kijken. Of gewoon hangend aan tap of stijf op een kruk. Als ik het niet voel dan doe ik het niet, dat is geen eigenwijsheid maar logica.

We worden ongedurig en willen erop, de band heeft in deze bezetting nog nooit live gespeeld en we barsten van de zin. De eennalaatste band 4B2M staat inmiddels de planken eruit te grooven en het bier smaakt net iets lekkerder dan morgen. Eigenlijk zitten de zenuwen stomp tussen m’n oren, met zo’n dampende band om me heen hoef ik sowieso geen peen te zweten en hoef ik m’n handen niet eens uit m’n zakken te halen, denk ik me groot.

Showtime! Godver, we moeten erop. Nog even snel pissen, soundchecken en er gelijk met ‘Kanaries’ op batsen. De gulp check ik tegelijk met de monitoren en de pet trek ik tot aan m’n oren. Voor we er erg in hebben staan we vol te blazen, de drie kwartier voelt als een speelkwartier en Henk roert de band tot warme moes. M’n oude Fender mis ik wel maar de gedachte aan onze jarige koning sleept me er doorheen als een hermelijnen mantel over gepoetst marmer. De band is luid en stampt, de zakken zijn leeg maar warm. Er wordt zelfs geblèrd om een toegift, door het publiek en door de warme gastheer Mark Gilligan, die volgens mij even dacht dat ik uit Zuid-Afrika kwam.

De dikke kop was eraf en dat van die blote konte viel hard mee, het was tevreden na-pilsen geblazen. Iedereen hing er nog en de meesten waren zwaar in de olie, gezellig man, je zou haast vergeten waar je voor leeft. Fuck de corona-blues. ‘Doe mie mar een magie en een rock&roll band’ hoorde ik Kleinlangevelsloo hummen terwijl hij een fikse conifeer in de hens stak. Ja, meer is het niet.

Terwijl we richting dorp en stamkroeg togen konden we even niet bij onze plunje omdat er net toevallig in de kleedkamer een paar aan het krikken waren. Na het kletsende paringsritueel pakten we onze plunje, bedankten en gingen heen. Donnie reed vernemstig en stuurloos richting De Schoenmaker, de kroeg waar het licht op ons wachtte. Sommige dingen veranderen nooit, ze worden soms alleen maar beter.