Ik heb dit vaak verteld en wilde het eens opschrijven. Het is een maf en bijzonder voorval maar wel een mooie, vind ik dan. Het gebeurde toen we met de The Prodigal Sons in de studio zaten, in de jaren 90. Het was niet zomaar een studio maar eentje met een reputatie, sommige studio’s hebben dat. Magische oorden waar je tegenop keek als een chocoladefabriek, zoals Telstar, Wisseloord, Spitsbergen, ICP studio’s, Bullet Sound Studio’s, Franky’s Recording Kitchen en de Commodore Studio. Studio’s met naam en faam waar Studio Zeezicht er ook eentje van was. Klinkende namen als Bill Wyman, Doe Maar, Snoop Dogg, Eagles of Death Metal, Skik, Hallo Venray… je kunt het zo gek niet bedenken of ze hebben er hun sporen achtergelaten. 

De studio vond zijn oorsprong in de stad Haarlem maar was inmiddels verhuisd naar een herenboerderij in de Waarderpolder, mooi op de buiten. Eigenaar Rob van Donselaar, muzikant en producer, had de boel er machtig voor elkaar, fijne plek, mooi pand en een ruimte waar je gelijk voelt dat het goed is. De akoestiek, de apparatuur, de vibe, de mensen, van Donselaar had zelfs nog bij de Bintangs en Vitesse gespeeld. 

Van techniek weet ik net zoveel als de mens van het bestaan dus voor mij is een studio vooral een duizelingwekkende knoppen-orgie. Maar goed, een oude Fender, wat liedjes, eelt en schik; daar moet het mee lukken. We zaten er met de verse bezetting van The Prodigal Sons en het was de eerste keer dat we samen in een studio zaten. Nijhoff had de band opgericht en Hovius, Hobert (Lubbers) en ik zijn na de eerste plaat aan boord gesprongen. René Meister, een gelauwerd man ramvol smeuïge anekdotes die werkelijk overal ketchup op smeerde, deed net als op de eerste plaat de productie en J.P. Exalto deed de techniek. Hij was de vaste technicus van de studio, een legendarische opnamegoeroe die zo’n beetje alles zelf bouwde, van buizenmicrofoons tot de mengtafel. Een freak en liefhebber in hart en nieren, van het zelfgemaakte soort zoals je ze in de muziek vaak tegenkomt, zo lijken ze haast niet meer gemaakt te worden. Hij is helaas uit de tijd maar hij leeft voort in de muziek en in de studio, die tegenwoordig zijn naam draagt.

Elk bandlid was studio-technisch gezien ontknaapt in Franky’s Recording Kitchen van Berthus Westerhuis te Nieuwleusen, dus van enige dubieuze ervaring was zeker sprake. Dat was een bevende baobab onder de studio’s, een rock&roll hol verpakt in een oude boerderij waar je niet alleen studio ervaring opdeed, je kon er ook maar zo een harde sjanker of rabiës oplopen. 

Het was 1994, en we traden 150 keer per jaar op, daar had je geen rockacademie voor nodig maar kloten, dorst en graagte. Bert van Aefst, de agressiefste boeker van de jungle, zette ons met zijn SOZ concerts weg als warme broodjes. 150 keer per jaar optreden betekende ook 150 keer per jaar extra uitgaan, want dat was het en is het altijd gebleven. Als het om muziek gaat lullen we niet over hobby, werk of dat soort gedram. Van je hobby je werk maken heb ik altijd onzinnig gezever gevonden, onnodige scheidslijnen. 

Om niet elke dag gaar naar het oosten terug te knappen verbleven we in een hotel op een paar kilometer afstand. Ideaal, dan zat je mooi in een cocon, en met je kop bij de muziek dus. 

In die tijd ging Erwin net om met André Groote, de bekendste paragnost van Nederland. Een rare titel maar toch, hij noemde zichzelf ook liever parafilosoof. Ik kende hem van tv, boeken, de bladen en bijvoorbeeld ‘Het Zwarte Gat’ van Veronica, de zender welteverstaan, een radioprogramma over paranormale zaken. André maakte ook muziek en had een paar bijzondere gitaren, eentje daarvan zou perfect in een vers liedje passen waarop Erwin hem belde met de vraag of we hem mochten lenen. Tuurlijk mocht dat, hij bood gul aan om de gitaar de volgende dag te brengen want hij was machtig benieuwd naar die studio, okay.

Die nachten sliepen we gerieflijk in het hotel, dat lukte daar meestal goed, na wat drank aan de bar ronkte je met gemak richting ontbijt. We waren nergens vies van maar smeten geen televisies uit het raam à la Led Zeppelin of Mötley Crüe, wel ontploften er soms wc-potten maar dat haalde het niet bij de kunsten van Keith Moon. Nee, voor zulke taferelen hadden we te veel stront aan de klompen, we waren meer van het slag dat bier en wiet genoot zoals lui dat hier doen, veel, vaak en gretig. Connaisseurs der bacchanalen die slechts wat snuffelden aan Sodom en Gomorra. We gingen weinig geestverruimend de nacht in, niks aan de hand, tenminste… 

Op de hotelkamer nam ik een douche waarna ik als een bok op de boxspring sprong en in slaap donderde voor ik aan een weesgegroetje kon beginnen. Ik droom vaak, niet sensationeel maar gewoon cliché, zoals men droomt. Die nacht was echter alles anders, ik kwam in een korte speelfilm terecht. 

Levensecht liep ik plots in Elckerlyc, het dorpshuis midden in Luttenberg. Een gonzende tent ergens tussen de kerk en m’n huis. Er was een rumoerige bult volk op de been en het ging richting uitgang. Daar bij de garderobe en de openstaande deuren gebeurde het. Daar werd een kameraad van me, John Habers, finaal aan gort geschoten. Hij liep schuin voor me en kreeg de volle laag recht in z’n pens en een schampschot in z’n zij. Hij vloog door de lucht en zeeg zo op de partyfloor. Bloed in slowmotion, een dampende loop, ijskoude bevroren secondes gevolgd door blinde paniek. Pulp Fiction draaide net in de bioscopen en ik weet zeker dat Tarantino deze scène schuimbekkend had gevroten. 

Nou, ik heb de gekste dromen gehad. Ik heb gedroomd dat ik skeletten moest melken bij m’n opa op stal en dat ik hele grote handen had waarmee ik elke Ronald McDonald clown tot moes sloeg, maar dit… dit was kraakhelder, 3D en ik stond er met m’n neus op. Ik schrok wakker, zoop zonder te knipperen met m’n ogen een fles whisky uit de minibar leeg en kon niet meer in slaap komen. 

Tijdens het ontbijt zat ik er vol van, ik was onthutst en dat overkwam me niet gauw. De hete koffie in Arcopal koppen hielp me niet, een paar gekookte eieren en een shaggie nadien al helemaal niet. 

Onderweg naar de studio was de rest van de band m’n geraaskal over m’n kraakheldere droom, die geen droom was, dikke zat. Ze probeerden andere onderwerpen aan te snijden, zoals de 12-snarige Guild van André Groote, terwijl ik opperde om Habers te bellen. John Habers, de jongste telg uit een Luttenbergs nest, met broers die Boefie en Turkie werden genoemd, was zeker niet de braafste. Hij was een taaie aas maar ik vertrouwde het voor geen meter. 

Zo gaandeweg de ochtend ebde de lichte extase wat weg, verdreven door het resoneren van m’n basgitaar in een warm analoog bad. Even op een andere wolk. Terwijl ik zat te zoemen op een deuntje kwam André Groote binnen met een gitaarkoffer ramvol stickers. Ik meende er eentje te herkennen van het ‘Hot Love Popfestival’ in de kuil te Luttenberg en eentje van ‘White Devil’, een discotheek in Heino. Groote werd hartelijk ontvangen en kreeg koffie aangeboden waarop hij gelijk vroeg of iemand van ons nog raar gedroomd had vannacht. Euh, huh? Wat?
‘Pronk stond helemaal op de kop ja’ zei Lubbers.
Waarop André zei ‘zeker over een schietpartij of niet?’

We hadden dat vaker met hem meegemaakt, hij voelde veel meer dan wij met onze onbesoeste koppen. Ik werd er soms ongemakkelijk van maar vond het vooral berecool en razend interessant, er gebeuren zoveel onverklaarbare dingen. Hij voelde dingen die we misschien allemaal kunnen voelen met als verschil dat hij de luiken open had staan, hij had een gave. André was een toffe peer en hij is helaas niet meer, zo zegt men dat. Gelukkig weet ik door hem dat die opmerking bullshit is.

Het verhaal werd nog maffer want studiotechnicus J.P. Exalto had het wat beduusd aangehoord en begon koortsachtig te rommelen in een lade waarna hij met een vergeelt krantenknipsel aan kwam lopen. Daarin stond dat er ergens in de jaren 70 iemand vermoord was op kamer nr 14, in hetzelfde hotel en -slik- in mijn kamer dus. Volgens het artikel was het slachtoffer twee keer beschoten, een kogel had z’n zij geraakt en de ander had hem dodelijk getroffen in z’n buik. 

Een bizar voorval van … ja, wat is het. André voelde niet de behoefte om het te beredeneren vanuit cognitie of wat dan ook. Dingen gebeuren en energieën blijven of zoiets. Er werd vooral opgewonden en verbaasd om gelachen, wat moet je anders. 

Maar godver, deze happening wordt nog mooier, of enger; wat je maar wilt. Na ons verblijf onder de Haarlemmer rook gingen we voldaan terug richting het oosten en het voorval liet ons niet helemaal los. Ik had er de laatste nachten niet wakker van gelegen maar had wel een andere kamer gekregen toen we het verhaal bij de balie uit de doeken deden. Kamer nummer 12 kreeg ik toegewezen, een identieke ruimte naast m’n ‘oude’ kamer want kamer 13 bestond natuurlijk niet. 

Op de terugweg luisterden we naar de ruwe ongemixte opnames en kregen we machtige zin om de planken op te vliegen. Met de uitgeleefde bandbus ventten we iedereen uit en voor ik het wist zat ik tussen m’n gitaarkoffers bij mijn ouders in de keuken koffie te drinken. Uiteraard moest ik m’n avonturen kwijt dus ik vertelde honderduit over die droom, en eindigde met ‘Godver, wat maf of niet!’ Mijn moeder verschoot van kleur en vroeg wanneer ik dat gedroomd had terwijl m’n pa zich verslikte in z’n roggebrood en de kalender van de muur greep. Bleek verdomd dat mijn moeder m’n pa diezelfde nacht uit bed had gedrukt met de woorden ‘Riens Riens, aan de kaante zie wilt oe dood schieten…’. 
Marinus beaamde dat, ook al ging hij er niet fier op dat hij zich door zijn vrouw uit bed had laten bonjouren. 

Mijn ouwe lui zijn niet van de abracadabra, hoewel ze wel Rooms zijn opgevoed. Ze zijn nuchter en moeten het eerst zien voor ze het geloven, nu viel er verdomd niks te geloven want het was gewoon zo. Zonder André Groote was dit een weirdo, kraakheldere, fluïde droom gebleven en was ik het vast allang vergeten.
Nu is het een gebeurtenis die het leven kleurt en je open zet, misschien zijn we allemaal wel telepathisch maar zijn we dat gaandeweg onze zogenaamde welvaart en de afstand met onze natuur kwijtgeraakt in de tijd. 

Terwijl ik dit zo schrijf hoor ik buiten Radar Love op een radio. En euh, John Habers leeft hard als altijd. Hij zit tegenwoordig in de legale wapenhandel en heeft niks van dit wonderbaarlijke voorval vernomen, hij was blijkbaar een random figurant. Hoewel dat in zijn geval nauwelijks voor te stellen is. 

Het leven is een toverbal…