Mijn hart bonkte alsof ‘t eruit wilde, alsof ‘t me niet meer verdroeg, meer dan pompen of verzuipen was het niet. Ik bestelde nog een pilsie. Allemachtig, van die coffeeshopwiet stond je meteen strak binnenstebuiten, alsof je een integrale helm op je kop had zonder vizier. Een droge bek en een licht gemoed, de ruimte voelde als een baarmoeder. Geen wonder dat mijn hart eruit wilde, het was lang kil geweest daarbinnen.

Drie krukken verderop zit ze, een bom van een vrouw. Soms lijkt het alsof je de enige bent die ziet dat een bepaalde vrouw meer is dan een mens, zo één die je raakt als een slagroomtaart. Dan waan je je veel sneller de hare, want je bent de enige belager op de loer, een privé ontdekking. Deze bloem echter, je rook gewoon dat iedereen haar zag. Haar omschrijven zou een belediging zijn, vertrouw er maar op, iets of iemand zo ‘af’ zie je eens in de zoveel jaar. Tenzij je geen smaak hebt natuurlijk.

Ze keek me soms steil te lang aan, met van die ogen. Aanvankelijk dacht ik dat ze gewoon bier wilde maar al rap had ik door dat ze echt dorst had. Ooit had ik op YouTube een filmpje gezien, zo’n irritant top 10-filmpje waarin dé signalen van versierende vrouwen herkenbaar geshowd werden. Ik kreeg even het gevoel dat ik getest werd en dat een panel stiekem undercover aan de bar zat, zelfs nummer 11 en 12 werden in de strijd gegooid. Ze kwamen allemaal voorbij en werden afgevuurd op mij.

Van m’n oom had ik geleerd om geen spier te veranderen in vrouwelijk gezelschap. Je kon hooguit wat meer smerige praat in de strijd gooien om ervanaf te komen, maar verder diende je vooral jezelf te zijn. Een makkie voor een beetje mens. Waarschijnlijk kwam dit gemiemel puur door die knauw van een joint, bedacht ik me terwijl ik bier bestelde. 

Tussen haar en mij zaten twee druktemakers die volgens mij ook een YouTube-filmpje hadden gezien, maar dan eentje met de top 10 van grootste afknappers. De arme jongens waren slachtoffers van het algoritme en hun ongebluste driften. Ik lulde met het volk om me heen en droeg de stoot non-stop in me. Ik voelde haar op alle fronten. Dat ik haar ook rook moge duidelijk zijn, ze was een killer eersteklas.

Wat pubers hadden beslag genomen op de audio waardoor de Seeburg jukebox er steeds vaker voor Jan Lul bij stond te shinen. Ik aaide de vriend nooit niet wanneer ik erlangs liep. Ooit was ik er tegenaan in slaap gevallen, het filmpje dat gemaakt moest worden verscheen meteen op het net. Het leek net of ik in slaap was gesukkeld door dat liedje, ‘The Lion Sleeps Tonight’, die toevallig 45-toeren draaide. Het kwam echter door de zon, ik had er de hele middag in gezeten. Die bomen waren ook zo nuchter hoog opgesnoeid, het hele terras trilde van de hitte.

Rammstein beukte door de kroeg, van die band zaten er nog geen singletjes in de jukebox. De brute naald was ervoor gebouwd, maar of het glas die band kon houden… ‘Deutschland’ schalde over het Nedersaksische tafereel, mijn zatte maat maakte het Sieg Heil-gebaar en leek het haast te menen. De deerne richtte zich steeds meer op om in beeld te komen. Ze betrok me in praat die erover was, maar dat kon me niet schelen. Haar navelpiercing zag ik on the spot, haar heupen ook. Om haar slanke blanke taille wilde je meteen je handen slaan en het licht werd voor haar onnodig gedimd.

Ze was een vriendin van een verse verkering van de Blonde Neger, een marinier die het niet gered had. Ze beet telkens op haar lip als ze me quasi per ongeluk aankeek en iets te lang bleef hangen. Ik werd er blue van en vluchtte in m’n high, maar die viel smerig tegen vergeleken bij haar. Mijn hart was plots weg en leek te mediteren, alsof het bloed overal even op een warme pauze stond. Kil was vooral de hardrock operette van die rockende Duitse ploerten. Kil in coolheid, bijna laconiek militant en te warm om alleen kil te zijn. Verdomme, die wiet…

Toen ik ging pissen betrapte ik me erop dat ik relaxter en cooler wilde doen dan ik al was. Ik herpakte me, zoals men doet na een gênante struikel op weg naar de communiebank en aaide de jukebox. Nadat ik een knal voor m’n kop kreeg van de helle tl-verlichting in die ranzige pisgoot en me genadeloos ontlastte, trad ik bijna nuchter weer het donkere hol in. Ik had nog rap even gezien dat ik me geen zorgen hoefde te maken en zag dat ik dorst had. De stickers van Amor in ut Kuukenhok, het Luttenbergsfeest en Lil’Hill op de spiegel deden m’n hart even opspringen.

De stoot bumpte pardoes tegen me aan en zei dat ze zo nodig moest. Ik zei: ‘Ga maar snel, ik wacht wel even.’ Terwijl ik wiebelig de poster van Zaal Dijk in me opnam schrok ik even omdat ik dacht dat ik er vanavond moest spelen, ik had me echter in het jaar vergist.
‘Toen was ik er…’ zei ze, terwijl ze me veelbelovend aankeek en ik erin verdwaalde, ‘ik stond vooraan met Josje’ de verse verkering van de blonde neger, zo bleek. Ik zei dat ik dat uiteraard wel wist en nam per ongeluk een slok van een vergeten fles bier, de lauwe natte peuk deed me snakken naar een verse. God, ik stond finaal op de kop.

Ze rook me een potje lekker, ze kroop zowat in m’n blouse en haar volle lippen raakten m’n kleine Rooms-katholieke oren. Ik zette me neder op het biljart en was blij dat de kroegbaas geregeld vergat om de verwarming van het laken uit te zetten. Ze bleef even staan en haar gezicht was op gelijke hoogte nog mooier. We lulden over de Zwarte Cross en Koele Koele, maar dwaalden lenig richting geflirt op het hoogste niveau. Ik haalde bier en ze wilde ook. Ze bleef als een hondje zitten en stak een sigaret op. Ik bestelde en vergat me niet om te draaien in die paar secondes die nodig waren om de glazen te voorzien van bruisend gerstenat. Ze was op het biljart gaan zitten, wiebelde met haar benen en stak haar kont naar achteren. Ze deed net alsof ze niet doorhad dat ik keek. M’n gedachten dwaalden af naar een keu en ik krijtte de pomerans. Allemachtig, er was geen plekje en geen trekje mislukt. Zou ze op m’n rug willen? Ik wel op de hare.

Ze trok me aan alle kanten en ik voelde me even een wrak op de sloop, opgetild door een magneet die de zwaartekracht teisterde. M’n mouw werd nat van de zeiknatte bar en ik greep de glazen met één hand. Haar poezelige bruine voeten staken in zomerse slippers en haar jeans zat loeistrak. Ze was zwoel en grappig, bijna grof soms. Lekker, net als dat bier. Ze lustte ze graag, dat zag je niet aan haar lijf, maar wel aan haar stijl. Toen Die Antwoord met ‘Baby’s on Fire’ door de kroeg stuiterde, zoende ze me warm in m’n hals tussen haar woorden door. Haar warme snuit paste daar precies. ‘Ik moet zo nodig, jij ook?’ zei ze in m’n oor. Ik keek haar aan met een dierlijke blik die je niet kunt acteren en rolde als een Cruijff over het groene laken. Ik gooide de deur open en wees haar onnodig de weg. Cool flaneerde ze om het biljart, waarmee ze hongerige apen het nakijken gaf. De telefoon van de Blonde Neger z’n verse vriendin bliepte en ik greep haar vast alsof we altijd al van elkaar waren.

Een jas had ze niet bij en ik beloofde haar warm te houden. Mijn bier stond nog buiten in een boodschappenwagen. Ik was per ongeluk blijven hangen op de terugweg, maar plukte er nu mooi de vruchten van. Teder vlijde ik m’n engel in de kar en zwierde op huis aan als een kermisaap. Ik voelde het aan m’n water, maar ook aan m’n hart, kil zou ‘t nooit meer worden. Het was de laatste keer dat ik boodschappen deed.