Mag ik een potje poedelsaus? Om lekker mee te poedelen? Ja euh, steek even een ander de gek aan. Gewoon poedelsaus zonder krulletjes. Okay okay, wat een haast. Moet je ergens zijn? Euh, ik ben hier toch al? Toe nou maar Ko, ik heb nog meer te doen. ‘Ik ook’, zei een dikke zeug achter me. Ik voelde haar spenen al een tijdje prikken. De toko tokkie was er ook, elke dag hing hij er rond met een lege plastic tas van Dirk. Tenminste, zo leek het. 

Ik kreeg m’n pot vers van onder de toonbank en checkte de inhoud, bij Toko Ko wist je het niet want Ko was zo laks als een baby sinds hij verkering had met Ludo, een soap van een kerel, een boeketreeksnicht met de trekken van een beermens. De flamboyante weerwolf-achtige verschijning deed de exclusieve intimiteit van Toko Ko weinig goeds. 

De knorrende klant achter me begon te zaniken over hamsterkaas en karnde haar Sloggies vol, daar waren die kleine broekjes niet voor gebouwd. Ko trok een wikkel van een Gros-gris-lolly en zoog het stokje zowat naar binnen. Hij ervoer geen druk. Ik moest denken aan m’n oom die ooit vertelde dat z’n kinderen vochten tijdens elk feestmaal om het hazenkopje en wie het leeg mocht zuigen. Hij was verbaasd dat ik niet wist dat dat een delicatesse was. Ik kokhalsde nog steeds bij de gedachte, een flashback die maar geen plek vond. Hij was van de koude kant, dat wel. 

Ko runde zijn Toko-special als een pauw en zag een gat in de markt tussen alle eenheidsworsten en hun aanbod. Zijn toko was een drugstore slash kruidenier maar net een tikkeltje anders, net dat beetje extra, met de persoonlijke touch en flair die zijn klandizie zocht. Hij kende z’n pappenheimers wel en specialiseerde zich in lokale producten waar niemand aan dacht. Totdat Ludo was aangeklonken en voor een exotische boost zorgde. 

De winkelbel bleef rammelen en ik zei dat ik nog even rond ging snuffelen, zodat ik de rest niet op hield. Uit de koeling koos ik een pak blanke boerinnenmelk met perziksmaak en een ferme Sallandse rookworst. Die Chinese waren me te klein en te plastic en die dunne, kromme zonder vel niet koosjer. De geblaakte jumbo’s liet ik liggen, want die waren me te vet. In de hoek verdwaalde ik even in het pamflet van ons amfibietheatertje, er stond een heerlijk seizoen op de stoep en kreeg al trek in engerlingenpap. 

Antilliaanse hopjes vla met stukjes en gecastreerde wentelreutjes belandden als gebruikelijk in m’n mand. De gefermenteerde stremselbaarden, meikeverpulp en Spaanse kraagjes waren dit jaar niet te versmaden. De exclusieve pandakees prees zich glanzend aan maar was me te prijzig en ik ging voor het eigen merk. Ludo had connecties, een netwerk van connaisseurs uit de krochten van de showbizz met een onverzadigbare honger naar apartigheid. Hij bevoer de kanalen met ivoren peddels en ik hoopte dat ze hem eens per ongeluk met een plezierjacht aanzagen voor een trofee. Wat moeilijk voor te stellen was.

De neusharen van een neushoorn waren zijn Über-trofee, ze groeiden op zijn rug waar ie ze had laten implanteren door zijn ex uit Wassenaar. Ze groeiden als raaigras en hij maaide het elke week, hij verpulverde de sprieten als een apotheker en verkocht het grif voor een fikse prijs. Een goedje dat overal goed voor was, Haarlemmerolie of Lourdeswater met een bijna onverantwoorde libido boost als bijwerking. 

Ludo zelf had overigens enorme neusharen, die naarmate hij ouder werd als hardrock-egels uit zijn neus staken. De Nedersaksische kapper op de hoek had hem eens ‘neushoar’n-verf’ verkocht omdat ze niet grijs meekleurden. 

Afijn, ik moest afrekenen en opschieten want de verse poedelsaus tikte bijna de houdbaarheidsdatum aan. Ko liet me gelukkig contactloos betalen en zijn tong speelde met het lollystokje. Hij zag er afgeragd uit. Ludo’s libido was sinds de neushoorn-neusharenimplantatie van buitenproportionele klasse en noemde sex ‘ludoko’, hij had het ook op zijn onderrug laten tatoeëren. Zijn hoorn schalde als de vuurtoren van Kaap de Goede Hoop, daar waar zijn neushoorn aan boord was gegaan en weggemoffeld in een container, die anoniem als een legosteentje verdween op een vrachtschip. Zijn leven was na een paar doffe knallen uit zijn prehistorische lijf geslagen, laffe geweren van sneue meneren die hun soort ontberen. Jan van Riebeeck had Holland ooit een dienst bewezen waar ook Ludo de verboden vruchten van plukte. 

Ko vroeg of ik wat van z’n zelfgemaakte geitenmoes wilde proberen. Ik hapte toe en kreeg er een tube tandenpasta bij. ‘Voor wat extra bite,’ zei hij geroutineerd. Lekker, bedankt Ko. Ik sloeg hem vriendschappelijk op z’n Sallandse reuzelrug.

Ik draaide me om, griste nog wat gratis rampetampertjes van de balie en dompelde me onder in de geborgenheid van het mislukte led-verlichte winkelstraatje.