Dit is een heel lang verhaal, als ik hier aan begin dan houdt het niet op… oude koeien uit een volle sloot die het opdreggen voor sommigen misschien waard zijn. Support acts, we zijn het zelf vaak geweest en we hebben ze ook vaak gehad. Je jojo’t als muziekmaker altijd tussen bekende en onbekende bands naargelang het succes van je eigen band. Voor de lol en door de aderverkalking cross ik er kris-kras doorheen, mijn kop werkt sowieso niet chronologisch.
Voorprogramma zijn maakt meer indruk dan hoofdprogramma zijn, daarom schiet The Red Devils me meteen in de kop. We deelden de kleedkamer, de planken, het bier maar niet hun coke. De kleedkamer was de huiskamer van uitbater Robbie Telgenkamp en z’n familie, die inpandig woonde. De Lantaarn te Hellendoorn, een coole tent, elk weekend live muziek en zomaar om de hoek. Van ons optreden weet ik niets, van die van The Red Devils wel. Jezus, die waren me dan ook een potje goed. Zanger Lester Butler bezweek enkele jaren daarna aan zijn levensstijl die toen al opviel, inmiddels is de band legendarisch in de scène.
Even kijken…
Bij de Golden Earring speelden we geregeld in het voorprogramma. Ze hadden een woest strenge crew die een podium-gedeelte afbakende met gaffa tape, zodat we een ‘hok’ hadden waar we binnen moesten blijven. Ondanks dat was het te gek, dat de beste Nederlandse band bestond uit zulk aardig volk, dat gaf ons moed. De bandleden ouwehoerden alsof ze geen supersterren waren en hadden vooral lol. Wij weten het nog, zij vast niet, en terecht. Ik denk dat het Wilhelmus hoog nodig vervangen moet worden voor Back Home.
We stonden goddank ook geregeld in het voorprogramma van Normaal, zoiets vergeet je nooit. Als broekie gaf je dat even het gevoel alsof je ook deel uitmaakte van die struikroversbende. Die karavaan had een knetterende vibe om zich heen hangen die zinderde van de r&roll. We mochten gewoon over de apparatuur van de band spelen en werden bedolven onder bier, stro en titten. Of dat kwam door verwantschap, jovialiteit of boerenslimheid, gemak dus, daarvan heb ik geen idee. Het ging er in ieder geval genadeloos op, er vloog in die tijd veel meer door de lucht dan alleen bier en sigaren, het leek warempel of niemand ergens vies van was. Ik ben zelfs nog bijna verongelukt door een akkefietje met de hooivork van Hendrik Haverkamp en onze zanger was bijna zijn arm kwijt toen hij tegen de stroblazer aan donderde. We waren in het begin wat bang voor über-roadie Pattu, een grote langharige Germaan die niet alleen de gitaren geselde maar ook de hemel bestormde. Geluidsman Bert Lok had ons ook flink onder de duim, hij had er maar één omdat hij eens lelijk zijn jatten tussen een ronddraaiend podium had gekregen maar wist ons daarmee als koorknaapjes te dirigeren. We hadden dan ook nog maar net onze stem gebroken.
Later speelden we ook weleens vooraf bij de Dijk, ook best volk. Niet verrassend om bij zo’n band ook Pattu weer te treffen, plots smaakt dan het krentenbrood als vanouds. Met hem aan boord hoefden ze in ieder geval nooit meer te kloppen.
Jerney Kaagman en Earth & Fire maakte ook diepe indruk, vooral op onze manager. Dat was in zaal Struik, met de ruigste klandizie ooit, en 100% zeker het hardst pikkende podium ter wereld. Ook daar werd niet moeilijk gedaan, we mochten gewoon over de apparatuur van de band spelen. Het podium is klein en de lui jofel, daar speelde ik voor het eerst op een Ampeg SVT, de heilige graal onder de basversterkers. Sinds die avond heb ik het woord Ampeg vaker uitgesproken dan het woord bier, tot ik er eentje vond in Hamburg.
In die tijd speelden we eens in een kraakpand te Amsterdam, dat had Nico Jansen uit Dalfsen geregeld, een full-pro muiter. Er hing een sinistere, illegale vibe zoals we het alleen uit films kenden. Ik moest denken aan de film Rumble Fish en aan Berlijn…. Er deed nog even een oude hippie mee met kroezig Woodstock haar die als een held werd onthaald. Machtig spelen kon die kerel, ik weet vooral nog dat we er scheel van keken. Toen we de dag erna de boel afbraken en de verrotte brandweerbus vol stouwden hoorden we lui zeggen dat het cool was dat Jerry Garcia nog even langs was gekomen. Jerry wie? ‘Jerry Garcia van Grateful Dead’. Vandaar dat hij vroeg of we Deadheads waren… we zeiden nog; nee, we zijn Luttenbergers en heten Damaged Brain.
Dat overkwam ons niet met Dr. Feelgood, wederom in zaal Struik, daar coverden we zelfs nummers van. Die band stampte serieus de hele tent aan bagger. Lee Brilleaux dronk whiskey en rookte een peuk per nummer. We voelden ons gek genoeg niet klein maar fijn, zo’n smeerlap van een band hadden we zelden gezien. Geen wonder dat de dag na deze braspartij mijn oude Fender zoek was, ik trof tot mijn grote schrik een lege koffer aan in de Opel Blitz en kachelde zweterig richting Lemelerveld. De inhoud stond goddank deftig tegen de buitenmuur naast de deuren van de backstage. Gewoon pal aan de doorlopende weg bij het kanaal. Of ik mazzel had of dat geen hond daar iets durfde te gappen… geen idee. Waarschijnlijk was het vooral normaal om niks te gappen.
Herman Brood and his Wild Romance troffen we ook geregeld. Onze gitarist was geheel per ongeluk een lookalike van Hollestelle, wat af en toe tot wat ongemakkelijkheid leidde. Verder was Brood ongrijpbaar en durfden we nauwelijks ‘Moj’ te zeggen. Hij was ons voor met dat, hij zei wel ‘Moj’ en murmelde gepast Zwols met Nedersaksische tong. Eens zei hij backstage in Apeldoorn tijdens het voorbij lopen ‘goeie band man’…dat was met de Prodigal Sons naar ik meen. Ik kreeg het er koud van.
Met die band stonden we eens in Amsterdam, volgens mij in de oude Melkweg. We speelden in het voorprogramma van Low alwaar Barrie van Kökkie, met wie ik ook al in de zandbak speelde, van doen meende te hebben met een heuse ZZ Top-lookalike. Kökkie was tourmanager en merchandise-uitbater en dacht nog, ‘die is steil te klein om Billy Gibbons te zijn’. Nu was Kökkie zelf een soort blanke, grotere broer van BA dus je leek al snel pietluttig in zijn nabijheid.
Toen de baardaap naar de stand kwam en zich voorstelde met ‘Hi, I’m Billy from ZZ’ moest Kökkie toch even slikken en hij twijfelde of hij in ‘Banana Split’ zat. De vermeende lookalike complimenteerde Kökkie met ‘Great band, I Wanna invite you guys for a show’ waarop ze gegevens uitwisselden aangaande een ZZ Top concert in de Brabanthallen. Tot aan het moment dat we bij het loket stonden, we waren uiteraard met een taxi naar het zuiden gekacheld om die Texanen te checken, twijfelden we of dit geen grap was. Maar verdomd, redelijk beneveld, om een eventuele sof te verdoven, kwamen we erachter dat we inderdaad op de gastenlijst stonden. We konden zo doorlopen en kregen een zak vol drankmunten. Dat voelde maf maar donders lekker, onze baarden groeiden ervan. That little ol’ band from Texas speelde alsof ze in Texas waren, wat een schompes coole band. Ze mogen ook wel een keer bij ons op de gastenlijst.
Toen we met 16Down speelden hadden we heel vaak een voorprogramma uit Den Haag, Di-rect genaamd. Jonge snotterkuikens die bij hetzelfde label zaten. We hadden al rap in de smiezen dat ze ons qua populariteit in no-time zouden inhalen en dat we dan bij hun in het voorprogramma zouden belanden. Ze waren gedoemd in die tijd om door te breken, vooral ook omdat ze jong volk massaal op de been brachten met hun toegankelijke neo poppunk en post grunge die door hun energie goed viel bij bakvissen, skaters en boeren. Net als die andere Hagenezen; opvallend beste lui. Het was telkens een grote gezellige ouwehoer orgie backstage en volgens mij is er weinig veranderd. Cool is dat. We stonden tot nu toe overigens nog geen keer in hun voorprogramma.
Kort daarna waren de rollen weer omgedraaid, toen waren we door Anouk gevraagd of we in haar voorprogramma wilden staan tijdens haar succesvolle ‘Graduated Fool Tour’. Het bracht ons op plekken waar we nog nooit geweest waren. Het waren ‘geoliede machine shows’, telkens weer. Wederom met aardige lui zonder spatjes. Het was rondom Anouk een gekwispel en een getrek van jewelste, dat ze een reputatie had van ‘pittige tante’ was verdomd alleen maar logisch. Wil je in dat hanige wereldje met zo’n succes wat op de hoeven blijven dan moet je sterk in je schoenen staan. Dat deed ze, ze was het tegenovergestelde van wat we verwachtten, ze was losjes, geïnteresseerd en vooral gezellig, die hele band ook. Geen hiërarchie en kapsones, dat bevalt een beetje mens zo goed. Elke show was uitverkocht en het ging kriskras door Nederland en België, mooi man.
Ooit had Hovius een rampetampende blues band uit de Westerhaarse klei gestampt waarmee we voor de lol en voor wat extra knaken optraden. Meestal heetten we de The Moogerfooger Blues Band, het was een wat losbandige band met diverse drummers. Eentje ervan was Fokke de Jong, die tijdens zijn eerste sessie een hele bult nummers niet kende of nooit gespeeld had. We repeteerden nooit maar waren niet benauwd, Fokke riep vlak voordat we de bühne op stuiterden ‘Maakt geen donder uit; ik leer ze onderweg wel!’ en zo geschiedde. Met deze voodooblues band speelden we bij Normaal in het voorprogramma maar ook jaren achter elkaar op het jaarlijkse bal van Cuby and The Blizzards in Grolloo. Ik weet het niet meer exact maar volgens mij was dat een soort fanclub feest, Cuby sloot af en wij warmden de boel op. Het volk dat daar op af kwam valt niet te omschrijven, het voelde alsof de aarde even binnenstebuiten was gekeerd en de easy riders van de nacht een familie reünie had.
In diezelfde tijd speelden we eens op het 5 mei festival in Zeeland, toen we stinkend naar tabak, bier en wiet uit de bus stapten hoorden we een band onze single spelen. We hadden een radio hit met ‘Subtle Movements’ en die schalde van het podium, draaiden ze nu gewoon onze muziek op de PA? Eenmaal dichterbij zagen we dat er een band stond te spelen die ons coverde, ze heetten BLØF en ze hadden net hun eerste hit bij de kladden. Zoiets blijft ongeacht de vertolker altijd bijzonder, nu helemaal.
Verdomd, ooit waren we met The Prodigal Sons eens gestrikt voor een soort bruiloft. Een 12,5 jarig bruiloft van de familie Hans. Eén van de jonge blonde dochters speelde ook een aardig potje gitaar en zong bovendien als een prodigy. Later in Wisseloord kwamen we dat meisje tegen die ons daaraan herinnerde, ze heette Sanne. Het kan verdomd verkeren.
Dat een subcultuur raar verstrengeld en wat incestueus kan zijn blijkt ook wel uit deze flard; lang geleden speelden we met de eerste band ergens achter Ommen, samen met wat varkens uit de buurt van Markelo. God, die lui zopen net zo hard als ons. Lanz Bulldog heette die band, we speelden in een zelf geproduceerde circustent met meer spektakel dan volk, vooral het kampvuur en enkele losbandige dames kan ik me herinneren. In die band speelden Gorro en z’n broer en het was een voorloper van Jovink en de Voederbietels. Wie nu in wiens voorprogramma stond, dat is nog steeds een raadsel. Wat ik wel weet is dat we daarna met elke band op de Zwarte Cross hebben gespeeld, misschien wel elke editie. Dat geldt trouwens ook voor Dauwpop.
We speelden met The Horse Company nog eens voor Status Quo aan, op die Zwarte Cross. Rare gewaarwording want die band gonst ook al levenslang in onze aura, of je wilt of niet. Tijdens het Quo concert raakten we iedereen kwijt en zijn maat Kleinlangevelsloo en ik kats verdwaald in een kolkende nacht vol versnaperingen. De dag erna werd ik wakker in de bijrijdersstoel van een warme auto achter het podium. Naast me zat Kleinlangevelsloo te ronken met zijn kop op het stuur en de autogordels om. Een sliert zever hing als dik voorvocht aan z’n baard en ik werd zo slecht als een kat. Ik gooide de deur net op tijd open en ging episch over m’n nek, over de manboots van een reflecterende security strijder. Status Quo was toen al lang en breed terug in Engeland.
Met Bökkers speelden we later zelfs bij Status Quo in het naprogramna. Daar keken we haast wat tegenop, we vreesden dat die duizenden die-hard fans niet zaten te wachten op ons gebater, helemaal niet na hun show. We hadden een dampende tent op Dauwpop achtergelaten en dat goede gevoel wilden we graag vasthouden. Maar Jezus Mina, het tegenovergestelde was waar, die mega tent in Pesse stond legendarisch op de kop en we werden als zonen van de echten ontvangen. Één van onze beste optredens met die band, Francis Rossi stond tijdens ‘Annie uut de Bochte’ nog headbangend op het podium bij de monitor mixer. Ik meende te zien dat hij nog even air guitar speelde.
De meest ruige crew ooit was de crew die bij Frankenstein hoorde, een mix van Sallandse schapen en wolven uit de kont van Drenthe. hun PA werd geregeld aan ons verhuurd en we speelden ook eens in hun voorprogramma. Ooit werd onze manager gebeld door de organisatie van ‘Amor in ut Kuukenhok’ dat het niet pluis was in Haarle omdat er rapaille rondliep die de kerk deed krimpen, dat was die crew van Frankenstein dus. In de studio van gitarist Berthus, Franky’s Recording Kitchen, namen we geregeld op. Ook rockte hij vaak mee bij ons op het podium, zijn showmanship deed me bijna wegkwijnen in het souffleurshokje.
Ooit zaten we in de tent met Luttenbergsfeest te tanken alsof het alleen dan mocht. Zaterdagmiddag, het was machtig heet en gezellig. Kwam plots de feestcommissie ons paniekerig opzoeken, of we niet in de poptent wilden spelen omdat de hoofdact niet helemaal fris was. Volgens mij was dat Mud. Onze drummer schreeuwde ‘je vraagt een koe toch ook niet of ie gras lust’ en stond meteen op de achterste benen. Hij dacht alleen maar aan bier, deerns en drummen en had de stokken toch altijd op zak. Voor we het wisten stonden we lazarus te soundchecken en was de show aan. We hebben gespeeld alsof je maar op een knop hoefde te drukken, zwaar beneveld en niets als de neten. Dat is op Luttenbergs feest gelukkig geen enkel probleem.
Het voorprogramma van Big Dipper, ‘uit de USA’ stond groot op het pamflet, was vaag. Het was in de Metropool te Hengelo maar verder weet ik er geen kloten meer van. Voorprogramma’s van de Spin Doctors, Die Toten Hosen, The Pretty Things, Wreckless Eric, Jeffrey Lee Pierce en Local Natives schieten me door de kop…het valt best mee met dat geheugen.
Dubbelconcerten bestaan ook, dat hebben we volgens mij met Skik, Hallo Venray, Peter Pan Speedrock en Nuff Said weleens gedaan. Dat was vaak lullig want de eerste band voelde zich toch een beetje een voorprogramma. Het was dan zaak om de koelkast finaal leeg te zuipen zodat ze zich de volgende keer wel bedachten. De rockers van Cafébar 401 en Superdufte uit Luttenberg speelden wel eens in ons voorprogramma, die hadden volgens mij ook altijd het gevoel dat het een dubbelconcert was. Daar konden die rekels uit Drenthe van Crapjam nog een puntje aan zuigen.
Oja, met The Horse Company hebben we nog de schoenen gepoetst van de Black Rebel Motorcycle Club. Shoegazers uit San Francisco in Lucky Rijssen, coole band was dat. Met dezelfde band, THC, stonden we niet veel later ergens in Brabant of Limburg in het voorprogramma van The War on Drugs. Dat was ook alderjekels goed, we hebben nog elpees uitgewisseld en bier met ze gezopen. Ze konden ons voor geen meter verstaan btw, dus gingen we maar over in het Amerikaans.
Armand was ooit ons voorprogramma in het Burgerweeshuis maar ook in Zaal Struik, Tronk, de Wippert en Route 66, dacht ik. Nadien mochten we mee roken van zijn homegrown en voelden we ons net een conifeer. Een legende, toen al. God, over legendes gesproken; met de Prodigal Sons zijn we nog de begeleidingsband geweest van Tony Joe White, in Paradiso. Drie nummers hebben we hem voorzien van een boertige basis. Volgens mij was het enige wat hij nadien zei ‘Well, that sounded real swampy….’
Dat moet haast wel.
De Bintangs! Man, wat een oer band en wat een kick om bij die band het voorspel te mogen verrichten. Ik mocht zelfs de afgeragde Danelectro Longhorn van Frank Kraaijeveld even vast houden, Allemachtig; daarbij vergeleken voelde de hooivork van Hendrik Haverkamp als een met-boter-ingesmeerde Fender.
De Urban Dance Squad, foi wat een bom van een band. Daar speelden we ook eens voor, op de Hengeveldse feesten naar ik meen. Die kwamen van een andere planeet leek het haast. Later deed frontman Rudeboy nog geregeld mee met 16Down. We hebben hem nog plat leren lullen, dat lukte mirakels!
Allemachtig, wat waren we bleu toen we mochten opwarmen voor de Fatal Flowers in Elckerlyc. Die coverden we ook. We kregen tijdens het optreden een briefje op het podium geschoven met de tekst; ‘als jullie lef hebben dan spelen jullie er eentje van ons’. Dat hadden we, nadien zat de zanger grijnzend in de kleedkamer de tekst op te schrijven. Die hadden we maar zo voor de vuist weg, door de plaat keer op keer te draaien, uitgevogeld. De titel ‘For Chist’s Sake’ was zo’n beetje het enige stukkie dat klopte. Kun je nagaan hoe ‘Spanish Stroll’ of ‘Rock N Roll High School’ klonk, als Fonetica Morgana in blanke vla. De drummer van die band, Henk Jonkers, speelt nu in de band PRONK. Het kan raar lopen, ik ben nog steeds ietsjes zenuwachtig als ik Henk zie.
Goed, ik ga even koffie zetten. Volgens mij ben ik nog nog een boel dingen vergeten, maar die komen later wel. We zijn nog lang niet kapot en er is nog een boel op te warmen. Misschien worden we zelf ook wel weer opgewarmd. De wonderen zijn de wereld nooit uit.