Zomaar een dag die weer komen mag

img_0822.jpg

11 uur zondagochtend, juli; ergens in de tijd. Ik ben blij dat ik toch onder de douche ben gesprongen vannacht. Voor mij was het nacht en voor een ander ochtend, om een uur of 4 stuiterde ik de bandbus uit. We hadden het nog best snel gered zo helemaal vanuit Drenthe. Gisteren waren we ongetwijfeld in het territorium van zand-Drenten want het stro zat nog in m’n oren en de gemoedelijkheid in mijn gemoed. Een avond tussen veen-Drenten was ook feest maar dan kwam je eerder thuis met een blauw oog en een doofstomme gitaar, die beesten smijten met bier alsof ze geen dorst hebben.

Het is hoog zomer en het slaapkamerraam staat open. Dorps gekeutel komt van buiten, mensen passeren m’n huis; ze groeten, fietsen of bekijken elkaars hond. Een passerende motorclub met knalpijpen die harder knappen dan hun geslacht en af en toe een elektrisch zoemende zondagsrijder. De vogels kwetteren in de lindebomen die ik zelf heb geplant, ze groeien snel maar eigenlijk te langzaam voor mij. Enkele merels hebben het hoogste woord, een paar duiven koeren tevreden en ik kruip tegen m’n deerne die zich eerder een vrouw voelt.

Om een uur of 1 zit m’n dooie-gemak-ontbijt erop en loop ik met de krant en een mok koffie naar m’n tuin. Onderweg draai ik de plaat van Fleetwood Mac nog een keer om en ik gris een glimmende appel van de fruitschaal. Straks een rondje door het bos en daarna zie ik wel.

Na de wandel spring ik onder de douche, zet ik nog eens koffie en pingel wat op m’n gonzende gitaar. Een paar gebakken eieren van m’n kippen mik ik over oude kaas op vers brood, het kan zo gemakkelijk zijn.
De deerne heeft een feestje waarvoor ik niet geschikt ben en ik heb niks in de planning, het rijk hebben we eigenlijk altijd alleen. Mijn oude Fender Precision haal ik uit de koffer en ik maak hem even schoon met een vochtige doek. Het beest heeft wat te verduren maar daar is ie voor gemaakt. Bier, zweet en gebruik maken hem alleen maar mooier. Olympic white zoals geen relic het voor elkaar heeft. Hij resoneert al 59 jaar en met de jaren beter, als ik ernaar kijk dan zoemt ie al.

Op m’n blote voeten loop ik door de tuin, de appels zijn keihard en groen, bij bulten hangen ze in de boom. De Duitse pijp maakt m’n schutting onzichtbaar en vecht tegen de blauwe regen, zwiepende stokrozen zitten vol gonzende hommels en de bijen zoemen in hun element. De buitenlamp knip ik uit want die staat verdomme nog aan, het was laat vannacht…

Mijn tuin is verzadigd en vol leven, als ik er zit hoef ik niks anders, hooguit een boek en wat sap. Alleen in alle rust met je kont in een fijne ligstoel is de baas, ik lees wat en na een gerieflijke poos trek ik een fles bier uit de koelkast. Het plekje onder de walnotenboom is perfect, de citroenige geur van de boom houdt muggen en vliegen uit de buurt en geeft me de schaduw die ik zoek, bijna 33 graden hadden ze voorspeld. De hond snuffelt loom rond en vindt zijn draai onder de magnolia, zijn tong draait overuren en de kat zal ‘m worst wezen. Deze middag telt niet en het boek sleurt me mee. Na een verse fles knap ik loom een uil.

Zo tegen de avond aan zet ik thee en trek ik een T-shirt aan. De ramen van m’n huis zet ik open en de temperatuur is op z’n fijnst. Ik gooi Neil Young op de platenspeler en warm wat nasi op van gisteren, ik vind het nu niet erg dat ik vrij ben. Meestal is het op zondag ook bingo en donderen we ongeacht dag de weekenden door wat de muziek betreft. Het liefst elke dag, of op z’n minst 3x per week. Het verveelt nooit.

De hele middag hoor ik al wierig vertier vanaf de kroegen komen, stampende muziek, gelach en gebolder. Spoolder op de berg noem ik nog steeds per ongeluk Kökkie en De Schoenmaker is praktisch m’n buurman, lekker makkelijk. Toen ik een jaar of 18 was was dat niet te doen, dat trok me met kriebels en al die kant op. Als ik moest leren voor school dan dook ik met zulke dagen de kelder in om de verleiding te kunnen weerstaan.

Nu is dat gevoel er nog, maar anders. In de middag dacht ik nog; ik loop er vanavond mooi een keer op aan en verdomd, het was reeds avond. Ik schrob m’n bek, trek wat aan m’n voeten en loop op m’n dooie gemak de zomeravond in. Het werk zat erop, de tent stond gisteren en eergisteren op de kop en nu was het zondag. Ik groet en word begroet waarna ik het donkere hol binnenstap. ‘Moj, heb je er buiten zo een paar?’
Ik gooi een paar knaak in de jukebox, kies wat fijne plaatjes en stiefel naar het terras. Vroeger sprak je van te voren af, met wie-hoe laat enzo, goddank is dat eraf. Het is een plek waar je altijd welkom bent en in zo’n dorp als dit schuif je aan bij wie je past.

Met de muur in m’n rug kijk ik mooi uit over de kerkweide. Een koppeltje roodbonte koeien en schapen met tarrels waarvan je prima nog een kudde kon maken schaarden zich samen in de luwte van de dikke beuken bij de Lourdesgrot. Ook de avond was warm, maar machtig lekker. Mijn bier arriveerde op een dienblad gedragen door een blakende blonde deerne. Ik kon niet thuisbrengen waar ze van was en zou dat later vast vragen. ‘Potdomme, de kermis is al zo’, bromde m’n buurman. De meesten waren al flink in de olie.

Het werd laat en het kraakte er genadeloos in. Het schuimende bier smaakte alsof ik een jaar opgesloten had gezeten en de groene geur van Luttenbergse buitenwiet leek uit de jukebox te dampen toen Canned Heat weer on the road was.

Ruim na middernacht gingen we naar binnen en ging het geouwehoer door totdat de meesten van hun barkruk donderden. Mijn deerne kwam met een koppel vriendinnen nog lichtelijk teut binnen zwieren en het voelde even of de avond nog jong was. De grappen leken beter dan ooit en de kroeg barstte uit z’n voegen van rumoer. Enkele verdwaalde camping-gasten hadden praatjes maar er was geen klomp nodig om ze te smoren. Zatte apen rolden uit taxi’s om nog even af te kalveren, Wilde Frans, de Koude Idioot en Corre, die elke dag een pak zware Van Nelle wegblafte en z’n vingers erbij op had gerookt, werden door de Neuze opgepikt om naar god mag het weten gebracht te worden. Er werd uit een klomp gezopen en op tafels gedanst, Annie reed op haar brommer via de openstaande deur naar binnen, en verdween via de andere deur weer naar buiten, als een kers op de taart. Ze riep alaaf en wist donders goed dat carnaval hier niet thuis hoorde. Een zatte smeerlap met losse handjes werd door Poeskas op de kop naar buiten gestompt waarna hij door een paar rake trappen tussen de schapen in de kerkweide terechtkwam, geen haan kraaide. Terwijl No Sleep ‘til Hammersmith uit de boxen beukte en uitbater Jantje de asbakken op de bar keilde stond roze Lola met spierwitte blote titten op het biljart te twerken, niemand keek. Mijn deerne zag ik ook, ik zag haar dubbel en wilde haar altijd wel zo zien. Nog iene da’…
Na een afterparty bij Mathe van Smit’s Willem donderden we de berg af en piste ik tegen de kerk alsof ik Judas was.
Wat lui voor ons huis stonden te hangen en te wachten onder de pikkende bomen op een taxi. Het duurde een uur of twee voordat de Neuze op z’n toeter honkte en het hangvolk al lang en breed in m’n kelder zat. Ondertussen kwam de ene na de andere zatte aap binnen want het bier was nog lang niet op. De maandag kriekte maar het was godverdomme nog gewoon zondag.

Ouderwets gezellig vind ik een klotenterm; vaak gebruikt door lui die niet meer door hebben dat ze nu ook leven, maar een goeie avond was het.
Een dag ook.
Op naar de volgende.

PS dit is geen utopie, dit was leven met de vrijheid om te kiezen, zonder ticket of eng paspoort. Een PS als een peuk in een slagroomtaartje…

Spread it