De apenboom

img_0828.jpg

Laatst fietste ik langs een huis en dacht ik dat er apen woonden. Geen tuin, wel grind, tegelterreur en een apenboom. Fier en afgetraind als een kunststof kerstboom. Soms vind ik niks en slik ik zelfs niet.

Het is zondag, ik fiets verder en zie een hond met een bazin. Het vrouwmens staat haar bierpens te checken die ergens eindigt tussen haar enkels. De hond draait met een kromme rug een huzarensalade speciaal met pindasaus. Ondertussen groet ik een buuf, die op een elektrische fiets voorbijschiet met een yogamat op haar pakjesdrager. Haar kuiten is ze vergeten te scheren. De klok slaat tien keer en ik vergaap me aan een schaap. Met stoelpoten en een lompe kop kijkt ie me aan alsof ie onthoofd in de etalage ligt. Ik stap af, trek een handvol mals gras uit de berm en voer de krullenbol. Er schiet minstens 13kV door m’n flikker en ik balanceer aan de rikkepaal, al zwetend in m’n borstrok. Kilometers verderop hervind ik m’n jive en lach ik om de onnozele actie, terwijl m’n rikketik zich herpakt. Eindelijk ben ik er.

Een vrouw doet open en checkt me van top tot teen. Ze blijft halverwege steken, wat me niet ongemakkelijk maakt. ‘Loes,’ zegt ze en ze geeft me een hand, een warm pantoffelig handje. ‘Kom erin, hij heeft het al klaar staan.’ De huiskamer ruikt naar de Xenos en Loes vraagt of ik koffie wil. Na de fikse fietstocht richting buurtdorp heb ik daar machtig trek in.

Ik lul me in wildvreemde situaties vaak in no time in familiaire sferen, het is soms een sport hoever je daarin kunt komen. De man heet Wiebo en frunnikt met een leesbril de snoeren van de boxen tot een klosje. Hij loert over z’n bril en geeft me een hand. Een Ierse Setter ontvangt me alsof ik een verloren zoon ben en sjanst me bijna van de sokken. Hij glimt kastanjebruin en doet me denken aan een rank reetje zonder hoeven.

Ik voel me een yeti in de truttige whitewash-sfeer waar namaakbrocante de klok slaat. Het bordje aan de muur met ‘welkom’ en de letters boven de bank met ‘thuis’ schreeuwen het tegenovergestelde in kapitalen. De met teak gefineerde boxen op tafel zorgen voor kortsluiting in het plaatje en veroorzaakte een lichte fusion. Waarschijnlijk droeg ik daar zelf ook aan bij, maar ik zag mezelf niet. Ik voelde me wel, Loes was ondanks haar truttensmaak een verdomd aantrekkelijke tijger. Het is kort door de bocht om de kitscherige mainstreamstijl van hun anonieme huis toe te dichten aan een vrouw, maar meestal is het klip en klaar, haar pakkie an. De meeste mannen geven daar namelijk geen zier om, deze al helemaal niet.

Ik zie geen tekenen van kinderen en schat Wiebo tegen de vijftig, Loes niet. Ze vertelt dat ze uit Enschede komen en dat ze tijdens de verhuizing bijna alle onnodige levensbagage van de hand hebben gedaan. ‘Allemaal ballast,’ zegt ze, ‘we leven minimalistisch.’ Ik zie het aan Wiebo, die wat mompelt en de gang in sjokt.

De koffie krijg ik zonder koekje, maar dat blief ik ook niet per se, het was al lekker genoeg. Loes zag eruit als de dag en ik rook haar goed, ze nam een latte macchiato uit zo’n barista-achtige machine die er peperduur uitzag. ‘Nou, aan de machine is weinig minimalistisch aan,’ schamper ik met een lach. Ze bloost en vertelt dat Wiebo geen zin had om te verhuizen, maar toch overstag was gegaan omdat ze de baan niet kon laten schieten. Het apparaat was haar goedmakertje. De lobbes en de setter waren gezwicht en ik snap wel waarom, Loes is een vrouw die bijna elke man degradeert tot een sul die doet wat ze wil.

Ze had de broek aan, een die retestrak de booty showde. Haar rug was hol en haar kont drukte ze rond in de hoek van de leuning en de biezen zitting. Ik zag ook een tattoo die heimelijk leek te verbergen dat ze wilder was dan ze deed voorkomen, dat ze heel wat in petto had. Ik negeerde de hint en haakte in op haar gebloos. ‘Is het zo’n bijzondere baan dat je je minimalistische principes zomaar overboord gooit?’ Ze was orthopedagoog en kon deze kans niet laten schieten, ze wilde altijd al een eigen praktijk aan huis, en zo meer. Uiteraard lul ik dan m’n blauwe maandag aan de pabo van stal en zie ik dat het iets aanzet. Tussen de halfslachtige paringsdans door sloop ik de Xenos-vibe tot een kroeg met behendige van de hak-op-de-takpraatjes en merk dat ik een slot open. Laconiek aai ik de hond die geen Argos heet, maar Luna. Een mietjesnaam voor een rekkel als je het mij vraagt, maar vooruit.

Wiebo komt na wat gestommel terug en met zijn gepuf lijkt hij de boel te willen bezwaren. Ik trap er niet in en heb slechts aandacht voor de natte droom aan het aanrecht en het high-endapparaat in z’n handen. Een Technics SL120, met een stofkap die niet vaak open is geweest, behangen met specs die elke audiofiel doet watertanden. De arm zit vast met een elastiekje, zoals een pro dat doet. Garantiebewijs, aankoopbon en handleiding komen overbodig in een deftig mapje uit een lade en ik slik een ‘wauw’ in. De baas heeft geen sjoege van de klassieker, hij had hem geërfd van oom Guustaaf, die een hoge piet was bij Stork. Hij zet ‘m op tafel alsof er een kaartenhuis op tafel staat en ik krijg verse koffie aangeboden met een warm onderonsje. Ja, ze sjanst hard, onze orthopedagoge.

Ik doe gespeeld nog lakser dan dat ik de hond aaide en koop de fonkelende platenspeler voor drie tientjes. ‘Tegen elk aannemelijk bod’ zag ik hem op marktplaats staan, dus ik had rap een schofterig bedrag geroepen. Een alles-of-niks-bod, want een beetje kenner stoot je er genadeloos mee voor de kop. Wiebo reageerde als een stier op een rode lap en de advertentie werd goddank meteen verwijderd, want hij had geen zin in dat gevent aan de deur met vreemd volk…

Op de terugweg hou ik één hand aan het stuur en de ander op de doos, die strak onder mijn snelbinders zit, en ik voel me triomfantelijk. M’n zin voelde ik ook, om een plaat te draaien van bijvoorbeeld Barry White, om dan Loes op een berenvel te leggen, desnoods voor een nep open haard. Ik weet zeker dat haar lijf harder welkom roept dan het bordje naast de voordeur. Thuis zal ze geven en op zal ik haar vreten.

Onderweg zie ik weer een paar apenbomen tussen de stoeptegels staan. Nee, apen wonen daar niet, die wonen liever tussen de bomen, in een bos. Mensen wonen er, uit de zee gekropen, in het groen klei geschoten om tussen het beton te besterven.

Een week later komt Loes me de elpees brengen die nog als een koffer vol bagage het minimalisme verstoorde. Mijn ontvangst was warm, net als Loes zelf. De Technics speelde met de sfeer, die haaks stond op haar steriele prinsessenhut vol quasi huiselijkheid. Toch voelde ze het instant. Een overbodig voorspel, er was hier geen bordje nodig om je thuis te voelen, laat staan om je welkom te heten.

Waar haar tattoo eindigt verklap ik niet, waar dit mini-avontuur eindigt ook niet. Zo hebben veel dingen een verhaal, of je wilt of niet; van deze zal nog veel muziek komen. 

Spread it