Bij de supermarkt stond een kaffer te blaffen met een beslagen bril en z’n mondkapje ergens bij z’n onderkin. Hij voelde zich een bom die elk moment kon ontploffen want hij moest echt nodig op vakantie. ‘Ff he-le-maal niks.’ Ik hield me in. Als ik elke zeikbak tot moes ros dan hou ik geen tijd meer over. Ik speel liever gitaar.

Bij het stoplicht begon m’n achtervolger al na één tel te toeteren als een bezetene nadat het licht op groen sprong. Ik stapte uit en piste z’n tank vol. Hij gebaarde wild maar temperde toen ik hem uit z’n portier trok, z’n vrouw belde 112. M’n knalpijp was machtig heet en ik drukte de heetgebakerde vetzak met z’n reet tegen de pijp. Ik liet ‘m achter in een BBQ walm en reed door het inmiddels rode licht. Godsamme, ik speel liever gewoon gitaar.

Laatst had ik een inbreker bij de kladden, ik hoorde gerommel en merkte meteen dat het niet pluis was. Ik lag er net in en had de lampen en de kachel uit. Gelukkig ken ik m’n onlogische huis op m’n broekzak en ik ging met zin richting onraad. M’n tot wapen gepromoveerde gordijnroede liet ik expres onder m’n bed liggen, ik voelde dat ik zelf genoeg was. In de schuur, die er wat tochtig bij aan stond, zag ik een schim met een zaklantaarn in de bek. 100% misse boel, ik sloop dichterbij en beukte hem genadeloos met een fietspomp in z’n nieren. Ik kreeg koude voeten op de betonnen vloer en baalde dat ik m’n klompen niet kon vinden. Z’n bivakmuts liet ik op want hoe anoniemer de vijand hoe harder ik bats. Ik greep z’n kop en sloeg hem tegen de stalen gereedschapskast. Een vlindermes donderde op de grond en met een koude vuist stompte ik z’n adamsappel in z’n slokdarm. Ik deed de deur open en trapte hem naar buiten, de vuile kneus. Hij droeg kleren van merken waar ik in Corona-tijd maanden van had kunnen vreten. Op de buiten kreeg hij geen lucht en sneed ik met z’n mes een gat in z’n hals zodat ie me niet op de dam af zou sterven. Ik heb hem nooit weer gezien. Ach, ik speel dan ook veel liever gitaar

Ik zag een journaal met die macro lul van Rutte in beeld en voelde me gehersenspoeld en in een verkeerde aflevering zitten van STST. Eigenlijk wil ik me ervoor afsluiten, die deprimerende bagger laten voor wat het is, stik de moord. Maar verdomme, moet ik het zelf oplossen en dat ventje in z’n nek pakken om hem op de gang te zetten? Ik weet niet of ik dat netjes zou kunnen. Het liefst trek ik hem uit het beeldscherm door een ster in het glas. Langzaam door dat kleine gaatje vol scherven. Maar toch, ik speel liever gitaar…

Ik ben niet vies van stront maar pal voor m’n voordeur heb heb het liever niet. Een paar keer per week ligt er van die miezerige gele drap op de stoep. Het is gelukkig geen mensenstront, terwijl ik het zeg vraag ik me weer eens af hoe dat kan; waarom vinden we stront van onze soort smeriger dan van andere beesten…. Afijn, keer op keer liet die plofschuit uit de buurt haar wandelende pantoffel schijten voor m’n deur, alsof ze dacht dat ik een hondenstront-fetisj had. Toen ik haar op heterdaad betrapte en ze het niet als betrappen ervoer heb ik die gepimpte smeerkees onbedaarlijk in z’n nekvel gepakt. Ik kneep maar er kwam niks uit dus het was vast een teef, als een dorre kwast in een lege verfpot over de klinkers gewreven. Ze probeerde me te bijten maar ik had de riem om haar nek geslagen en aangetrokken alsof ik een slagaderlijke bloeding moest stelpen. Het baasje was in shock en ik heb haar eruit gekregen door de onderkant van de teef uit te smeren in haar gezicht. De stront stond haar beter dan de laag Kruidvat-verf. ‘En nu oprotten, stelletje kamelen!’ riep ik. Ja God, ik speel dan ook veel liever gitaar…

Okay okay, op elkaar afreageren is dom maar soms lekker, we weten allemaal dat we het met elkaar moeten doen en dat we juist nu niet onderling moeten morren. De afgelopen jaren zijn we hellig geweest, hebben we ons er keer op keer bij neergelegd, hebben we hoop en geduld gehad en maakten we ons klaar voor het leven dat weer komen ging. Verse liedjes op oude snaren. Dingen niet groter maken dan ze zijn, poten op de grond en door. We zouden er samen vast uit komen.

Ik oog relaxed, heb 2 jaar niet kunnen doen wat ik deed en wil doen. Ik klaag nauwelijks en ben al zo lang gaar en klaar met die bende. Ik zie net als iedereen om me heen wat voor muffe, failliete, kutbende het nu is. Alsof we ons hebben overgegeven, lamgeslagen en dor. Maar wee verdomme je gebeente, ik weet dat het gloeit en broeit, de smeulers ontvlammen bij het minste geringste. Een kop druk je niet zo lang naar beneden.

Ik ken veel mensen die leven, mensen die niet als burgertrutten elke nacht willen ronken als dooie conformistische lafbekken. De goegemeente, die klaagt niet wanneer de cafés dicht gaan want ze kwamen er voorheen al niet. Het gepeupel heeft gewonnen en de politiek aan zijn kant. Dat een gemiddelde sufkut geen concerten mist en RTL4 belangrijker vindt dan z’n eigen leven, daar mag iedereen voor kiezen. Jazeker, balans moet er zijn. Veel mensen hebben genoeg aan een beetje werken, vreten en bankhangen, dan mis je ook niks. Kinderen, jongeren en mensen met een culturele avontuurlijke geestdrift echter, die hebben wat dat betreft monsterlijke pech. Zij dokken het hardst, niet alleen mentaal. De bij het volk bekende sector dat de klappen krijgt is al twee jaar de sjaak en het voelt als opzet, als verraad. Natuurlijk missen de beleidsmakers de slagroom van ons wezen niet, als de jus van het leven ze als zaad in de bek zou spuiten dan nog knipperen ze niet, ze zijn murw.
Als verstopte aorta’s…

Ik ben geen sigaar, ik speel gitaar.
We moeten erop, eronder krijgen ze ons niet.
Fuck de souffleurs.