Mijn eerste elektrische gitaar was geen basgitaar. Ik denk dat ik 14 of 15 was toen de drang om een elektrische gitaar te kopen te groot werd. Men zei altijd ‘zolang mogelijk op een akoestische blijven harken; daar worden je vingers sterk van.’ Te vergelijken met een oude typemachine of een echte fiets.
Afijn, Daniël Bakker, de jongste van de koster, zat bij de fanfare en had van Tony Wuite, alias Tony White een drumstel gekocht. De drummer van Dark Wizzard scharrelde hier wat op het dorp want Luttenbergse meisjes waren beter te pruimen dan die godsdienstwaanzinnigen uit zijn buurt. Dark Wizzard uit Vroomshoop was de eerste band die ik live zag, dat was in Elckerlyc. Het buurthuis was donker, het stonk naar zweet, tabak en bier en barstte uit z’n voegen van langharig schorriemorrie. De zanger kwam tijdens het eerste nummer uit een dampende doodskist en Tony White had echte vleermuizen aan z’n drumstel hangen. We wisten toen al dat onze voetbalcarrière achter ons lag en dat we de wereld wilden veroveren met een R&Roll band…
Thomas van trekker Tijs had al een elektrische en hij mocht op het stoffige kantoor van z’n pa machtig kabaal maken met z’n neef Daniël, beiden familie van me. Buurjongen Raymond van Olphen, alias Bullet Ray, was er ook niet vies van, hij was al van school getrapt en had nooit leren ballen. Al vroeg had hij in de gaten dat een gitaar zijn verlengstuk was en een mokkellokker bij uitstek.
Bullet Ray en ik zaten al een tijdje op kampvuurgitaarles bij Harrie Lambertus in Lemelerveld. De virtuozen Jos vd Kok en Erik vd Smid, respectievelijk Dijkman en Oortwijn, hadden ons dit fijne adres getipt. Mijn pa had een fietskar gemaakt waar de zanger van Dark Wizzard inclusief tovenaar in had gepast en elke woensdagavond fietsten we ermee naar de les. Het was ook de enige keer dat ik een trekhaak achterop m’n fiets had, besefte ik me later. Bij de Posthoorn bestelden we op de terugweg standaard een vette hap aan het loket, een vettig luik dat na wat gerammel open ging. We vraten patat en rookten joints op het gammele bankje terwijl we snode plannen smeedden.
Uit overmoedigheid dachten we niet na over wie de bas of de gitaar zou hanteren. Bij Bullet Ray kwam die gedachte sowieso niet op, hij ademde sex, drugs & r&roll voor hij het uit kon spreken en zelfs zonder gitaar deed hij niets liever dan kwispelen en flaneren als een volleerd geilneef. Hij had bovendien al een zwarte Gibson Les Paul imitatie en een plectrum.
Toen we op een dag in Raalte een oorbel lieten zetten dachten we nadien dat iedereen ons aankeek. Dat deden ze vast voordien ook al want we zagen eruit als provinciale punk-pummels, ‘Hands-up!’ de zaal Struik rovers komen eraan, of zoiets. Bovendien droeg Ray een bontjas waarvan hij zeker wist dat ie van een bouvier was gemaakt die stonk alsof de hond er nog in zat. De tweedehands leren broek, gescoord van Sjarrel vd Ende, de beste coniferen-teler van Raalte, zat zo strak dat het leek of Jimi Hendrix in z’n blote reet liep. Hij paste eigenlijk niet over zijn tuinslangen-leren cowboy laarzen.
Bullet Ray draaide meteen op de winkelstraat een shaggie en verruilde zijn ontstekingsremmende knopje voor een joekel van een oorbel met daaraan een gitaar. Ik deed hetzelfde maar vond een erekruis meer op z’n plek. Na die oorbel moest die elektrische gitaar er natuurlijk komen, en rap ook. Goddank wist Ray een tent in Zwolle voor het betere geschut en had ik inmiddels eelt genoeg.
Mijn pa was gek op muziek en wilde wel meerijden om er zeker van te zijn dat we ons niets aan lieten smeren. Hij had alleen verstand van mondorgels en accordeons maar toch. Bij muziekwinkel De Graaf ontving een dirigentachtige winkelmeneer ons en hij krabde achter z’n oren toen we haperend bazelden dat we een elektrische gitaar zochten, we wisten van toeten nog blazen. Ze waren gespecialiseerd in piano’s maar wilden zichzelf in moderne tijden niet beknotten en hadden zowaar ook wat pop en rock-spul zoals electrieke gitaren in de beneden verdieping, de kelder dus. M’n pa liep naar buiten want hij was vergeten zijn kanariegele Saab op slot te doen. Intussen liepen we achter de dirigent aan. Om geen flater te slaan zeiden we maar zo weinig mogelijk, ABN was bovendien voor ons net zoiets als nu Hoog-Valyriaans in Game of Thrones maar dan aanstelleriger. Beneden rook het naar de warme koffer van m’n pa’s accordeon en werd duidelijk dat ze piano’s wel wat serieuzer namen dan de apparaten die wij op MTV zagen. De dirigent was plechtig en gnuifde geen keer om een onhandige opmerking. Bullet Ray trok zijn leren broek in het gareel en begon over een Gjipsen, op z’n Engels, de dirigent zei dat Gibsons niet tot hun assortiment behoorden omdat ze veelal verkochten aan beginners van de muziekschool. Toen hij in een verre hoek stond te rommelen tussen muziekstandaarden en pallets vol blokfluiten fluisterde ik tegen Bullet Ray dat dit niet bepaald een r&roll toko was. Zijn oorlel was vuurrood en hij kauwde op z’n dooie Stimorol. Omdat we geen woord wilden hebben en toen nog net deden of we helemaal thuis waren in de exotische oenka-boenka materie, knikten we maar wat.
Boven hoorden we een orgel ‘varia varia’ spelen en een vrouwenstem vragen ‘Kan ik wat voor u betekenen meneer?’ mijn pa moet geschrokken zijn want we hoorden enkele cymbalen omflikkeren alsof Meat Loaf in de etalage sprong. De dirigent zweette peentjes. We hoorden m’n pa zeggen ‘Misschien op een later tijdstip.’ Even was het stil totdat de winkelmevrouw ‘Pardon’ zonder de ‘n’ uitsprak waarop m’n pa zei: ‘Euh neuh, die vente wilt een gitaar koop’m, zo’ iene met een koord.’
De vrouw zei dat ie dan af moest dalen naar benee’. Na wat ge-tingeltangel en een parodie op Für Elise kwam hij ook in het vooronder alwaar de dirigent een doos opende. Daar stond Ibanez op, Bullet Ray kende het merk en zei, ‘Zo zo, een echte Aibanezzz…’ hij wist de merken uit te spreken alsof hij de gitaarroadie van Eddy van Halen was. Omdat we voor geen meter konden spelen en zelfs Bullet Ray’s onberispelijke showbalschap het niet won van enige gêne bleef de glanzende 80ties hardrock-harp in de doos. Voor chops, gesnuffel en geloer langs de hals waren we te blue en te onkundig.
‘Nou, dat lijkt me wel een goeie!’, zei ik. ‘Doe die maar.’ ‘Weten jullie hoe die werkt?’ vroeg de dirigent. M’n pa zei trots ‘Is de paus katholiek?’ waarop de dirigent de doos dichtdeed alsof hij een baby toe stopte. ‘Moet er nog een rack bij?’
‘Neuh, een rek is voor mietjes drummers.’
‘Nee, voor uw gitaar…’ ‘Oh, nee hoor. Ik doe hem toch nooit meer af.’ M’n oorbel stak en m’n spaargeld brandde in m’n legerbroek. Het staal van de trap zong bij elke stap en de begane grond voelde als thuis. M’n pa begon nog even over Bartje Wieldraaijer en de Green Comets maar de dirigent moest toegeven nog nooit van ze gehoord te hebben.
Ik tikte 300 gulden af, verdiend bij Johan van Kökkie; rietdekker en overbuurman alwaar ik opperman was in de vakanties. Daar heb ik van alles geleerd, van pruimtabak kauwen tot op tijd komen. Andersom heeft hij natuurlijk veel meer van mij geleerd, dat vroeg ik hem laatst nog.
Met de kriebels in mijn buik en een gevoel van ‘nu kan het leven beginnen’ kachelden we richting Luttenberg. M’n pa rookte een sigaar en liet even zien dat de kilometerteller in dit geval niet voor niks 160 op z’n teller had. Bullet Ray baalde dat we niet even langs ‘de Molen’ konden gaan want de hasj was aldaar niet te versmaden. Mijn pa vond dat het allemaal wel lang genoeg geduurd had, hij moest nog een brommer opvoeren en een grasmaaier slijpen.
Thuis ging de Aibanez uit de koffer en stond de orgelversterker van m’n oom al te gloeien voordat de koffie klaar was. Spannend. Het voelde nog wel gek en onwennig, de gitaarriem was finaal te kort en moest ik minimaal met een meter verstellen. Godver, wat een apparaat. De plug erin met een bult gekraak, de stand-by knop was door de gretigheid even niet belangrijk. Ik zwiepte de gitaar om en greep met links in de lucht. Het duurde een seconde of 2…
Jezusmina, hadden ze ons godverdomme een linkshandige Aibanez verkocht. Wat een allemachtige sof en wat een zeperd. Ontgoocheld en bellen blazend stond Bullet Ray erbij, hij was meegegaan voor de gezelligheid maar vooral als kenner. De behoeder van de kat in de zak. Ik kon met links ternauwernood Proud Mary uit m’n stramme jatten krijgen maar met rechts….
M’n pa werd erbij gehaald en die greep meteen een baco uit z’n overall. Hij dacht dat het een kwestie was van ‘die knöppies d’r eam’ achterwearts op skroem.’
De koffie werd lauw en we snakten naar bier.
Een natte droom bleef het voor 1 etmaal. Mijn pa moest de volgende dag naar Kruitbosch & de Weerd voor onderdelen en zou die gehandicapten gitaar wel even terug brengen. Bullet Ray begon nog even over de Molen maar slikte zijn woorden in toen hij de baco bekeek. Later vertelde mijn pa dat ze bij De Graaf niet begrepen wat hij bedoelde, hij had de koffer op de balie gesmeten en gezegd dat ie vals was en zo krang als maar kan. Hij had het geld terug gekregen, het zat onder de zorre toen ie het uit z’n borstzak frommelde.
De dag erna stond er in de Alleman, het ronkende dorpsblad, een gitaar te koop. Ja, alsof de duvel ermee speelde. Dat dat werkelijk zo was daar hadden we in onze Roomse naïviteit geen notie van. We reden via de oude Twentseweg naar de Veenweg en belden aan bij Frans van de Kok. Zoon Bennie speelde al jaren in een top 40 orkest en had ‘völs te völle van die pröttel’ zei hij aan de telefoon. Ik kocht voor 250 gulden een Fender Mustang met zo’n streep. Hij zat onder de stickers en pikte als een ranja fles maar voelde als m’n teruggevonden tweelingbroertje. Bennie had van ons hachelijke avontuurtje gehoord aangaande de linkshandige blunder en riep gekscherend ‘Ben ie wel rechtsdragend dan?’ Ik grinnikte maar wat en Bullet Ray krabde in z’n kruis. Volgens mij weet hij het verschil nog steeds niet.
Van de 50 gulden die over was kochten we een treinkaartje naar Zwolle en rookten we ons die avond suf van de stuf. Voor bier waren we officieel nog te jong maar na zo’n avontuur kneep eenieder een oogje toe.