De Beachboy

beachboy

19 graden, waarom niet. Even naar het strand knappen, of eigenlijk naar de zee. We wonen immers dichtbij de rand van zand naar water. Misschien een lekker ijsje, zo uit de vuist.

De auto is warm en m’n banaan heeft verdomd geen enkel bruin plekkie. Het stickertje plak ik op m’n neus, net als vroeger toen een stickertje heel wat was. Jezus, ‘Hotel California’ wordt weer eens gedraaid, de tekst ken ik gek genoeg nog steeds niet. Gelukkig maakt niemand dat wat uit want meezingen doe ik slechts alleen, tenzij ik drank opheb. Sober maar opgewekt rollen we de dam af, de berg op door het dorp en dan via de Poggenbeltweg richting Holten de grote weg op. Binnenweggetjes ken ik niet richting the beach.

Ik denk plots aan die te gekke hoes van die Neil Young plaat, ‘On The Beach’, met die gele gloed aan het strand. Wapperende manen naast een gecrashte auto die alleen met z’n staart naast ome Neil uit het zand steekt. Een plaat die de titel ‘het wanhopigste album van het decennium’ kreeg maar toch donders fijn is. Met Levon Helm en Rick Danko van The Band en onder andere Graham Nash, David Crosby, Billy Talbot, Ralph Molina en Tim Drummond… Man, wat een tijd. M’n deerne blaakt naast me en ik vraag me af of er iets mooiers is. Dat strand kon nog weleens machtig opknappen met deze bezoekster uit het sprookjesbos. Ze snapt hedendaagse snufjes beter dan ik en ik vraag of ze Spotify even wil vragen of die plaat in de jukebox zit. Ik slinger door de Sallandse heuvelrug en ‘Revolution Blues’ knapt door de speakers. Neil jodelt me een slag in de rondte, je zou er verlegen van worden.

Glimmende wagens en knappend groen, we suizen door Moederdag als een Nilfisk stofzuiger door de blubber. M’n deerne trekt de band wel en haar tenen swingen op het klepje van het dashboardkastje. Even vrees ik dat ik trek krijg in ‘Paradise By The Dashboardlight’ maar ik weet de gedachte te tackelen. Niet alleen door het Solevita orange-juice pakje maar ook door de meanderende honky tonk bas van Danko. Volgens mij speelt hij weer op z’n sunburst Gibson Ripper.

Bij de knik in de Deventerbrug vertel ik dat een kameraad op de terugweg altijd even genoeglijk zucht, omdat hij de IJssel over is en zich weer thuis voelt. M’n deerne lacht en snapt dat honkerige thuisgevoel wel. Ik zie kano’s en krijg zin om de volgende week even over de Regge te dobberen bij Harrie Boers in Marle, met zo’n slome fluisterboot. Ik vraag of ze wel weet dat ik ooit ‘Overijssels fluister-kampioen’ ben geweest. 

‘Dat wist ik niet’ fluistert ze.

Een roadtrip zonder koffie en versnaperingen is stom, we tanken en kopen wat lekkers. Ze zet Gorki op en vertelt over zanger Luc De Vos die ten onder ging aan leverfalen. Ik slobber aan de koffie, de beste van de dag bleek later, en zeg dat ik die band niet zo goed ken. Volgens haar moet ik ook maar eens zo’n check-up laten doen want eerlijk is eerlijk, ik heb wat vaten weg gestouwd. Ik vroeg hoe oud ie was en ze zegt ‘Nog best jong’. Iets ouder dan ik zag ik later op Wikipedia.

Ze kent een spelletje, ze legt uit en ik zie alleen haar benen. M’n favoriete kleur, welk beest zou je willen zijn en wat voor water vind je het fijnst. Groen (voorheen blauw), een hond (een beer, leeuw en een vogel stonden ook op m’n nominatie lijst) en een ven. Een vennegie zoals ik dat zeg. Het schijnt dat de motivatie van je keuzes je ziel en zaligheid bloot legt. Ze was verguld en aan haar lachende blije kop zag ik dat ik raak had geschoten.

Haar Chinese sterrenbeeld is ‘vuur tijger’ en die van mij ‘metalen hond’. Ooit wil ik eens schlagers uitbrengen onder de naam ‘der Metallhund’.
File, oh jongens wat een file, wel meer dan duizend wielen staan hier op een rij. Het raam staat open en ik zie lippenstift aan het filter van een flinterdunne sigaret. De weersvoorspelling kondigt zomerse temperaturen aan en de ellende van het journaal wordt subiet weggespoeld.

In de parkeergarage achter Den Haag is plek zat, we zijn geen dag en dauw types en lopen zonder jas de koele kelder uit. In de schaduw van de duinen is het koud en de wind snijdt door haar nieuwe jurkje. Ze doet twee stappen terwijl ik er een zet en we staan rap in de zon boven op de bulten. Daar is ie, de zee, volgens mij heb ik deze in geen vijftien jaar gezien. M’n deerne slaakt een kreet van blijheid en vertaalt m’n gevoel. Raar is dat, de zee zal altijd magisch voelen. Lucht, adem, kalmte, overgave, als fans worden we richting de branding gezogen.

Eerst de onstuimige golven voelen en wat turen naar vogels, kitesurfers en de einder. De lucht is blauwer dan de luchten van Mesdag en een kiekje is snel gemaakt. Natuurlijk denk je ‘waarom ga ik niet vaker’ en natuurlijk speuren we al snel naar een koffietent want het is kouder dan we dachten. Ze mag m’n jas en ik gun haar m’n kielzog, ik zou de hele zee leegdrinken voor haar, als er bier in zat. Naar Engeland zou ik haar kunnen dragen zonder een spat zeewater op haar zomerse jurkje te vangen. Makkie, ik zie een condoom liggen en grijp haar even vast.

De eerste strandtent is goed genoeg en we bestellen koffie. Vreemde talen en soorten omringen ons maar gelukkig is het lekker rustig, we zijn een eiland. Uit de wind is het lekker, de zee ruist en kauwen en mussen vergezellen ons. Je hebt weinig nodig om wat gelukkig te zijn, een volle tank, een ijsje, en een aai over je bol misschien.

In de zon eten we wat lekkers, drinken we thee en bier en lullen we smalltalk de diepte in. Dat de zee je goed doet en je het gevoel geeft dat je even pas op de plaats maakt is fijn, ik krijg onweerstaanbaar zin om binnenkort eens neer te storten op een Waddeneiland. Sommige dingen zijn te lang geleden.

We soezen de namiddag door en stellen ons niet aan, een beetje hangen, meer verlangen we niet. Wanneer een albatros me bijna in m’n nek schijt betaal ik met haar pas, omdat ze erop stond, en tuimelen we op ons gemak richting het oosten.

We gooien om de beurt een muntje in de jukebox en de auto voelt als een capsule. De zee lijkt ver maar we voelen er niks van, ze is zelfs al wat bruin geworden. Ik voel zandkorrels wanneer ik door m’n baard wrijf en zweef over de knik van de Deventerbrug voor ik er erg in heb. Het land wordt groener en de koeien grazen, het blauwe uur kondigt zich aan terwijl Nick Drake ‘Pink Moon’ zingt. Een flamingo op haar arm maakt de scène af, ze heeft geen idee van dit wereldse plaatje.

Bij Holten/Lochem donder ik de snelweg af en meander ik als een oud wijf vol sherry richting huis. Op het oude Luttenbergse circuit kreeg ik zin in ‘Back Home’ van de Golden Earring maar ik liet het maar. Bijna geruisloos slingerden we door de S-bochten en ik zie een dorre krans liggen bij het monument waar de V2 was neer gedonderd. Een konijn tolt over de weg en de kerktoren is verlicht. De kroegen zitten behoorlijk vol, ik kijk altijd even richting Spoolder en de Schoenmaker wanneer ik voorbij tuf.
Eenmaal op de dam blijven we even zitten terwijl de auto uit is, we gloeien suf na en ik word even blue wanneer ik haar weer zie.

Ik rek me uit als een verroeste beer en sla de deur dicht terwijl m’n huissleutels rammelen. Nog even een paar pilsjes bij m’n oude lui, het is verdomd nog steeds moederdag. Ik heb schijt aan dat soort dagen want het is altijd mensen-, dieren-, en aardedag, maar toch… We zijn niet allemaal hetzelfde. ‘Himoa noar de zee?’ zegt m’n pa, hij vindt de brievenbus al ver op z’n oude dag. Ik neem het hem niet kwalijk en zeg ‘Och, ‘t stelt geen reet voor, een keer driet’n en ie bent d’r’.

M’n moeder snijdt een kwarktaart aan. Eentje met verse aardbeien uit de tuin van een tante. Bier, taart, de laatste lokale wissewasjes en voetbal op tv. M’n deerne knipoogt en vindt dat ik ook best bruin ben geworden, gelukkig want ik wil soms best graag zwart zijn.

De nacht erop droomt ze over een man met een c-vormige kin en een hoofd zonder afmetingen. Hij stond aan de zee en zwaaide amechtig, ze liet hem gaan.

Spread it