De broek vol stront

{"source_sid":"FA176CD4-CF93-4D71-8618-E7EE1F8D1406_1609791527438","subsource":"done_button","uid":"FA176CD4-CF93-4D71-8618-E7EE1F8D1406_1609791527407","source":"other","origin":"gallery"}

Met de broek vol stront jakker ik rap op huis op aan. Had ik me verdomme kats bedreten op het feestje van m’n verse zwager. Het zadel voelde aqua en m’n warme stront koelde rap af in m’n nieuwe goed, speciaal gekocht om een beetje schier voor de dag te komen. M’n verse deerntjen verdiende wel een beetje kerel. Lauw mak zwierde ik door de balzaal en ik dronk straf. Kom jij uit Luttenberg? Euh, ieje nie’ of wè?

De man achter het orgel zoemde als een bronstige hommel en m’n koude kant drong zich op. Ze wilde maar wat graag laten weten dat ik haar cowboy was. Mijn vrije arm zwiepte als een lasso om haar middel en we gleden over de parketvloer als een mop.

De bowl die ik tussendoor uit chique-heid laafde als ranja kwam ik dagen later nog tegen. Van het lopende buffet raakte ik dun op de mest omdat ik er te lang bij stil had gestaan, m’n bord raakte maar niet leeg. Die vreetkick was te wijten aan de wiet van m’n Griet. Ze poedelde de peuken als een wrap in folie tot een toeter van zal-ik-je-kraken. Dat deden ze, met de bowl, het lopende buffet en de verse indrukken. Een potpourri die me glad de baas werd, heel af en toe gebeurde dat, dat totale verlies van controle op momenten waarop het te laat was om ‘waarom-juist-nu’ te denken.

M’n peuk stak ik verkeerd om aan en ik donderde een iets te hetero ober wiebelend in m’n schoonmoeders decolleté tot ie een sterretje zag. Die bungelde al jaren aan een kettinkje uit haar navel die puilde maar niet zichtbaar was. De buikdanseres die ze geweest was zou er nu flink de kost mee kunnen verdienen. Je had er gelijk een stuk of 10, ideaal voor op een vrijgezellenfeest.

Grietje kwam knipogend en samenzweerderig op me af tijgeren en kronkelde haar tong rond de mijne, het roze pilletje loste op in lust. Man, wat smaakte ze lekker. Licht, loose en baldadig sprong ik van bloem op bloem terwijl ik snakte naar een potje oenka boenka. Veel ruiger dan Una Paloma Blanca werd het echter niet. Ik had de orgelman m’n telefoon nog aangeboden, het verloopje had ie verdomd net per ongeluk ingeslikt omdat hij ‘ik lig op m’n kussen stil te dromen’ had gemiemeld vlak na het wanstaltige stukje van een koppel overgare braadkippen.

Ik trok me er geen flikker meer van aan en ging mooi achterin aan de bar staan tanken. Beetje lullen tussen de vermeende outcast die geen polonaise verdroeg.

Toen een koude tante heet geblakerd in m’n kruis kneep en vroeg of m’n juwelen een beetje glommen sloeg ik een sapje over. De ober was even van slag maar keilde alras de bruisende glazen op natte statafels vol glunderende knuppels. De vrouwen stonden op de dansvloer, behalve die ene oude. Die stond met een bek vol tandvlees en uitgesmeerde felrode lippenstift te geilbakken in m’n uitgestreken smoel. Even gleed ik mee en beet in een speen terwijl ik m’n klauw in haar flamoestuin begroef. Ik graaide naar aarde maar vond slechts warme pieren en hier en daar wat grind. In een mix van ui, sherry en toiletverfrisser rook ik ranzige lust waardoor er slechts bouillon naar boven kwam, getrokken van m’n maag. De grabbelton hunkerde en graaiers kwamen tekort, ik werd me toch een potje slecht.

De dansvloer stond vol opgedirkte poedels, als figuranten in een potsierlijke 3JS clip hupsten ze de potentie finaal naar de kloten. Mijn Griet bubbelde droog op de inwisselbare plaatjes van de tussendoor-DJ en ik kotste de spoelbak tot een snelkookpan vol snert, één van de voordelen van aan de bar staan. De spoelborstel liet ik als een plumeau zijn werk doen waarna ik de ober staande hield, desnoods om het dienblad leeg te slobberen. Ik draaide een waardeloos shaggie en voelde dat ik moest schijten. Het enige koude neefje met alto-look kwam plots m’n kielzog bevuilen. Gemoedelijk sloeg ik op z’n puisten, zijn witte Metallica shirt werd er rozig van. Na een discussie over kaaschips en een paar Pina Colada’s voelde ik wederom dat er een emmer satésaus op de deur stond te bonken. Ik kaartte af met de nep-hardrocker en zwaaide het gebaar van een rondje geraffineerd in de lucht.

Op de gang kwam ik de ex-buikdanseres tegen en ik vroeg uit welke buik Griet kwam. Zonder het antwoord af te wachten stond ik in de plee, een goot en twee bezette potten. De poster van Nick en Simon aan de muur deed me bijna vulkaniseren, met een soort ingehouden orgasme maakte ik me met takse poten uit de voeten. De loempia tent op de buiten rook anders dan anders en het wasemde bruinigheid in m’n ontsnapte luchtbellen. In de onhoudbare tussenpozen voelde ik me een compressor vol kernafval en ik scande sissend mijn Gazelle. M’n fiets en z’n zadel dopten me af waardoor de lucht terug leek te sluipen in m’n buik via kilometers lange darmen. Eventjes ging het weer, ondanks de natte scheten en de kruudmoes in m’n baard. Het was nog maar een voorbode.

M’n telefoon rammelde en ik zette Griet met besmeurde jatten op de speaker. Waar ik in godsvredesnaam was, haar tante lag dood te bloeden op de dansvloer en ik was de enige met een EHBO-diploma. Jezus, ze geloofde echt alles. Ik riep dat ik eerst naar de spoedeisende hulp moest om een acute verzakking in banen te leiden en dat ik daarna nog even Adriana Chechick moest afsmeren in een pindakaas reclame.

Ik draaide van bil op bil want de bui daalde weer in. Ik belde keihard wat eenden van de weg en zag m’n huis aan voor een ander. De deur was open maar de drempel was te hoog. Geen stap kon ik zetten zonder mezelf te kunnen verzetten tegen mijn volle spastische darmen. De put brak open, geen sluitspier zo gespierd om deze bulkende, kolkende massa te stoppen. Ik purde m’n spijkerbroek kwakend vol en de stront krulde langs m’n riem over m’n rug, koud zweet maakte plaats voor bagger.

M’n vreetkick gaf geen kick en m’n chick was van de baan, de afterparty naar de kloten en m’n mood naar de maan. Aan de hik maar met wat schik was het met m’n ontploffingsdrang gedaan. Ik fietste door perkjes, over slootjes en erfjes en floot een lied van Johnny Jordaan.

Mijn huis vond ik niet voordat ik wakker werd gemaakt door een pakjes-rondbrengende fanaticus. Ik smeekte zowat naar een vers pak maar een pak rammel kon ik krijgen; ik dwarsboomde godver zijn ganse stoep en de buurt zou wel denken. Met die Gazelle in de struiken. Mijn pak wilde hij niet zodat ik thuis bevuild maar gelukkig languit op de pens op m’n buffelleren bank plofte, met de fiets nog onder m’n kont.

Spread it