Bij muziek maken hoort filmpjes schieten, videoclips maken dus. Dat is telkens weer een heel gebolder, het bedenken ervan vind ik het mooiste en het ‘de wereld in slingeren’ ook. Ook al blijft ie geregeld steken ergens op de grenzen van het achterland.
We hebben er heel wat gemaakt, soms potsierlijk, soms cool. Soms met een fiks budget van de platenmaatschappij en geregeld voor nop, van peperdure camera’s tot een iPhone. Gaandeweg kom je erachter dat een hele filmcrew, inclusief cateringbedrijf, grimeuses en vergezochte locatie vol figuranten geen garantie is voor een goede clip die beklijft. Soms ook leken deals met platenlabels moddervet en kon de pret niet op, totdat je erachter kwam dat je uiteindelijk alles zelf had betaald. Een ‘recoupable deal’ heet zoiets… Je moet mangs op je bek gaan voordat je wijzer wordt
Meestal draait het om een simpel idee en zie je het in je kop al helemaal voor je. M’n hersenspinsels zijn taai en m’n kop is soms net een kermis. Op de dag zelf echter blijkt dat de realiteit geen cartoon is
Zo heb ik eens bijna m’n nek gebroken omdat ik als snotterkuiken dacht dat je zo in een hooimijt kon duiken. Na een ferme zweefduik voelde de droge bult gras als een boksbal en zag ik dagen sterretjes met een halve hernia. Je kunt af en toe lelijk te pas komen…
Hetzelfde heb ik gehad na een duik van een plank in zwembad ‘De Groene Jager’ te Den Ham, ik kletterde als een vlakke reuzenhand plat op de spiegel. De diploma’s A en B zaten gelukkig nog op m’n sensationeel kleine zwembroekje, zag ik toen ik het van de bodem griste en de badmeester een balletje uit zijn fluit blies.
Tijdens apenkooi sprong ik ook eens overmoedig naar een zwiepend touw dat ik aanzag voor een liaan. Terwijl ik een Tarzankreet schalde zag ik dat hij van me af zwiepte toen m’n gympies net het leren paard verlieten. Plat op m’n pens lag ik daar te creperen op die keiharde gummi vloer. Er zaten meer strepen in m’n gym broek dan op de vloer.
Ook ben ik een keer van de Lemelerberg naar de Luttenberg gesprongen omdat ik zo’n machtige heimwee had, een beetje zoals in Roadrunner. Dat ik als Wile E. Coyote luchtfietsend terecht kwam op m’n Roomse snuitje ter hoogte van Zaal Dijk en zo het Overijssels kanaal in rolde, zag gelukkig niemand.
Met clips bedenken heb ik dit dus ook, m’n fantasie buldert wat het echte leven niet aankan. Achterwaarts fietsen, verdrinken in een ballenbak en op de kop in een kelderraam hangen in een hoek van 90 graden wil nog wel maar dingen als op de motorkap van een rijdende auto liggen of aan een dakgoot hangen vallen smerig tegen. ‘Johnny Knoxville eat you heart out’ hoor je mij niet meer zeggen. Dit keer wilde ik het niet te ingewikkeld maken en vrij onschuldig een stier van stal trekken, een mechanische rodeostier. Of zoals ze hier zeggen, een elektrische bolle.
Een neef van m’n moeder was een motorbolle, dat waren kunstmatige inseminatoren op een motor. Het warme stierenzaad moest vroeger rapido naar de ontvankelijke in verband met de houdbaarheidsdatum. Ze reden als woeste koeriers over de prairie en lieten geen koe gust achter. Volgens m’n pa was er weinig kunstmatigs aan… Ik moest er even aan denken toen ik afgelopen zaterdag als een bezopen bull-rider op het bokkende beest zat.
Door de Corona-blues zijn budgetten geslonken en moeten de gedupeerden die grossieren in de jus van het leven roeien zonder riemen, dat is donders kloten. Het is dan verrekte fijn en hartverwarmend dat er zoiets als noaberhulp bestaat. Het klinkt klef en oubollig maar het is niets anders dan vriendelijkheid onder kunnigheid en elkaar een beetje voort helpen. Het woord ‘noaberschap’ heeft een wat geromantiseerde, kleffe lading door sentimenteel gebral van streekgenoten die denken dat het bijzonder exclusief is en iets van vroeger is.
Barmhartigheid is gelukkig van alle tijden, het zit in de streek en in het volk. We hoeven hier niet overal geld voor te zien en helpen elkaar voort, de meesten tenminste. Het bestaat nog steeds en is zo vanzelfsprekend dat lieden van elders er van staan te kijken. Tijdens mijn zoektocht naar een mechanische stier kwam ik als vanzelf terecht bij Tom van Vilsteren uit Raalte. Hij runt in Heino ‘Hollewand Evenementenverhuur’ en grossiert zo’n beetje in alles wat met vertier te maken heeft. Zo’n elektrische bolle huur je natuurlijk niet voor niks maar van Vilsteren streek over z’n hart en door z’n lange manen en zei ‘Ie komt mar langs, wie komt d’r wel uut.
En dat kwamen we, met spierpijn, butsen en blauwe plekken brachten we hem daarna een krat Grolsch, een avonturenboek en een groezelige elpee. Met wat gedachtenspinsels en aardigheid was het zo gepiept, als je de juisten maar treft. Ik denk dat we op bepaalde feestjes zijn ingewerkte bolle vol bloed geregeld zullen aantreffen, zo gaan die dingen.
De stier was minder gemoedelijk dan zijn eigenaar. Na twee jaar niet op de planken staan kwam hij ons extra hardvochtig aan de botten. Je moet er verdomd wat voor over hebben, muziek maken is gewoon keihard werken…
De clip van het kakelverse liedje ‘DEALER’ zal rap je algoritme verstoren, Jeroen Bronckers is op het moment druk aan het monteren en de butt cracks aan het retoucheren. Er zijn tijdens de shoot goddank geen gewonden gevallen of dieren misbruikt, er zullen hooguit wat gevoelige zielen gekwetst worden. R&Roll zonder te vloeken is dan ook haast onmogelijk. Taalgenoten en sfeergevoeligen zullen ook horen dat je met een ‘IK OOK’ genadeloos af kunt kaarten. We zijn immers dealers in de liefde en niet in seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Als het goed is…