Laatst zei ik dat ik even naar de wc moest, ‘schijten zeker’ zei een kameraad. Ik grijnsde veelbelovend en liet het in het midden. De vrouw van m’n kameraad begon te stuiteren en vond het een ongepaste vraag. Waarop ik zei ‘dat mogen jullie best weten want ik ben een hele andere kearl na een kruiwagen stront’.

Poepen gaat vaak gepaard met krampachtigheid, dat is jammer want het is eigenlijk net zoiets als eten. We schamen ons wat voor onze fabriek, onze jas, onze dierlijkheid. Alsof wij te beschaafd zijn om vieze dingen te doen… Gelukkig vind ik schijten niet vies, al helemaal niet hoe we het in deze tijd doen. Ik vind andermans stront geen pretje en die van mezelf hoef ik ook niet onder m’n schoen of op tafel maar echt vies, neuh. Ik vind bepaald eten soms viezer.

Als klein kind vond ik elders poepen wel lastig, tijdens een schoolreisje kon ik het maar zo drie dagen ophouden. Dan maakten m’n darmen er een sterk geconcentreerde bonk turf van. Eenmaal thuis was het heerlijk toeven en was het kleine kamertje haast te klein, dan kwam je erachter dat je er voorheen geen moment aan gedacht had. De køttel zat me niet dwars.

Op visite bij een ander doe ik het ook niet rap, meestal hoef ik elders ook niet, dat heeft niet met gene te maken maar met territorium. Andermans huis voelt toch wat ongepast, hoewel dat ergens ook flauwekul is natuurlijk. De pot en het riool is er voor. Andermans pot voelt gewoon niet zo fijn als je eigen, dat is het ook. Bij een enkeling heb ik het expres gedaan, die mocht ik dan ook niet luchten of zien.

Ik weet niet, ik zie ook altijd veel. Als jochie ontdekte ik op wc’s ‘veegkruimels’, van die dunne rolletjes wc-papier die als zaagsel achterbleven. Je weet wel: papierkruimels opgerold tot wormpje met een puntje als kop en kont, een halve of hele cm groot. Ze liggen geregeld achterop de bril, daar bij die klep en z’n scharnieren. Soms zat er een haar in gedraaid of zag je iets bruinigs. Strontresten van een voorganger vind ik ook niet fijn, ik heb er wel goed van leren mikken want als jochie pis je andermans kladden natuurlijk linea recta richting plump. Kleine leermomenten waar je even van moest slikken.

Tijdens mijn werk in de zorg en de horeca enzo ontdekte ik dat veel mensen ook niet fatsoenlijk op een bril gaan zitten. Sommigen draperen hun geslacht, of het nu een vrouw of een man is, gerust op de bril. Soms ook omdat de reet stomweg te groot is voor de bril, veel spek betekent veel raken. De zuigkracht van cellulitis en de diepte ervan moet veel smurrie hebben geabsorbeerd, er zitten dus ook voordelen aan vetzucht. Toch kijk ik sindsdien anders naar wc-brillen en ga ik slechts thuis zitten. Elders hang ik er als een pro met getrainde bovenbeenspieren boven, geen centje pijn. Ik kan er dan ook machtig rap vanaf komen, dat scheelt.

In de prehistorie nam de mens een soortgelijke houding aan, maar dan krommer en dieper door de knieën, dat schijnt veel beter te zijn voor ons gestel omdat we daarop gebouwd zijn. Diep gehurkt met een kromme rug zitten knuren terwijl je kont zowat de aarde kust. Niet te diep natuurlijk want anders pur je de hele boel onder. Deze houding schijnt de meest gezonde te zijn, voor ieders flora.

Thuis, in m’n eigen habitat op m’n eigen fijne pot, zit ik het liefst. Ik probeer te voorkomen dat ik ontiegelijk nodig moet, maar eerlijk is eerlijk: de keren dat je zowat uit elkaar knapt en toch ternauwernood je pot hebt bereikt zijn van een enorme deugd. Een zalige bevrijding waar weinig tegenop kan. Ik zal het niet vergelijken met seks want dat is van een geheel andere orde.

Bij ons slingert er geen leesvoer op het toilet, dat zie je elders wel geregeld. Bladeren in een beduimelde Panorama die volop pis heeft liggen absorberen vind ik ranzig. Ook wollige kleedjes en matten op de vloer spreken me niet aan, er gebeuren me teveel dingen waar ik geen weet van heb en de mens is over het algemeen een smeerkees aangaande z’n eigen. Een spuitbus met daarin een opdringerig bouquet van plastic bloemen die de associatie van stinkstront versterkt, hangt er bij ons ook niet. Een luchtverfrisser in combinatie met andermans pregnante lucht doet me altijd denken aan een overvol bejaardentehuis.

Overigens, ik eet uit fatsoen, daar ben ik dan wel weer fatsoenlijk in, geen tot consumptie gedegradeerde beesten. Net zo min als dat ik nu met m’n reet de berm loop te besmeuren. Een voordeel van geen-vlees-vreters is dat ze kruidiger ruiken, ze rieken minder rot. Wanneer ik na een carnivoor naar de wc ga dan heb ik toch het gevoel dat ik achter een kreng wagen rij op een warme augustusdag. Zoals het verschil tussen paardenstront en varkensstront. Let er maar eens op, je mag het bij mij wel eens checken.

Thuis doe ik alles zittend op de plee en dat is het meest hygiënisch, geen gespetter en gemik, elders doe ik dat niet. Ik ben gespecialiseerd in niks-aan-raken, nou ja; zo weinig mogelijk. Dat gaat me beregoed af, niks bevingeren en de boel smetteloos achterlaten is haast een sport. Een bril klats ik zo met m’n poten tegen de pvc pijp. Wanneer ie telkens irritant terugvalt en de 90 graden niet haalt dan hou ik hem gewoon blazend op z’n plek. Je zou er goddomme maar tussen komen… Bijna niks aanraken lukt me vooral op de ranzigste wc’s, ik heb er een boel gezien, wc’s waar een volle dixi in het donker de hemel bij is. De boel smetteloos achterlaten is dan aan de eigenaar, de reinigingsdienst of de troepen.

Eigenlijk is het wegstoppen van iets uber menselijks best preuts en een beetje sneu. Het heeft eerder met verwaandheid dan met fatsoen te maken want deftigheid stinkt het hardst. Schijten is net zo onherroepelijk als de dood, we gaan en moeten allemaal. Er is dus niks onfatsoenlijks aan een fikse bout draaien, als je het er maar in doet.

Gelukkig heet ‘je behoefte doen’ hier drieten, ik word zelfs wat warm van dat woord. Daar zit het woord stront, schijt, poep, kak, feces of drek niet in. Het is ook een mooi werkwoord, ik driet, hij dreet en ik heb e’dret’n. ‘Hij drit’ hoort daar ook bij. ‘Kiek uut! Hij drit oe nog in de geraniums’, bijvoorbeeld. Drieten is nul provocerend, nul onfatsoenlijk en het klinkt uiterst prettig en gerieflijk. Ik kan je vertellen, ik riek zelfs heerlijk. Nu ben ik dan ook een heer, maar okay, ik stink ook net als u soms als een beer, zeggen sommigen.

Het ging me te ver om dit allemaal tegen de fatsoenlijke vrouw van m’n kameraad te zeggen. Daar was de nood te hoog voor. Ik opper zoiets liever tijdens het eten ofzo.